No 1782.
D. Rembrandtsz. van Nierop à Constantyn Huygens, père.
6 décembre 1669.
La lettre se trouve à Leiden, coll. Huygens.
Constantini Huygens zeer eerwaerde vrient
Het zijn nu ontrent acht maenden geleden dat ick aen u in geschrifte gesonden hebbe, waervan het eerste was dienende tot antwoort op sekere gestelde. Ende voort dat bij mij getracht worde om te zeggen de oorsaeke en afkomste vande wonderlijke verschijninge der Cometen, mijn versoek wasGa naar voetnoot1) om te weten wat ue soon Christiaen vant zelfde zoude konnen oordeelen: maer al hoewel dat ick een antwoort met verlangen te gemoet zach, zo en hebbe ick tot noch toe niet vernomen, also dat ick de zelfde verschijninge der Cometen noch wat nader hebbe overgesien verbetert en vermeerdert, zo veel als ick op dese tijt hebbe konnen te wege brengen: en also ick noch ontrent van dese materie wat hadde, zo hebbe ick dit met malkander laeten druckenGa naar voetnoot2), en ue met het zelfde vereerende, als ook met een geplakt briefken aengewesen de drukfauten die (tot mijn leetwesen) al wat veel zijn, en dat voornamelijk int maeken der kaerten, waer me dat het kan verbetert worden. Hier me dan noch eens antwoort versoekende, wat hier van, of hier tegen zoude konnen geseijt worden, twelk ick met d'eerste gelegentheijt verwachte. Waer me ue den heer bevelende blijvende na hartelijke groete
Ue Dienst Willige vrient Dirck Rembrandtsz.
Nieu Nierop den 6 december 1669.
Aan den E. Heer Constantini Huijgens heere van Zuijlichem bij het princen hof in 's graven-Hage met een packjen loont.