Oeuvres complètes. Tome I. Correspondance 1638-1656
(1888)–Christiaan Huygens– Auteursrecht onbekendNo 89.
| |
[pagina 136]
| |
dat ick tyt en gelegentheyt daer toe hebbe konnen vinden. Het welck, als ick geerne bekennen wil, mij, overmidts de materie swaer is, ende ick mij te voren weijnich oft niet in die stof hadde geoeffent, veel moeijte gecost heeft, en daerom mijne studie so lang heeft doen aen kant stellen. Wattet werck aengaet, hebbe tselue met groote vernouging gelesen, te meer ick de demonstratien subtijl en konstich hebbe bevonden, die behaluen datse accuraet en kort syn, oock wel van ijder in de Arithmetica en Geometria ervaren met vlijtige aenmercking wel sullen verstaen worden. Bevinde deselue wegens haeren aert en t'geene waer toe die dienen wel so swaer als ick noch gheene demonstratien der Ouden hebbe gesien, ende dewelcke niet lichtelyck sonder een geduijrighe scherpe Telkonstighe en Meetkonstige (verstaet die van t' 3 en 4de bouck) redenkaveling en syn te vatten. Bewysende tselue wat VE in die stof vermach, ende hoe datter weijnich is te verdencken, tot welckers uijtvinding VE verstant u niet en soud dienen. Wensche alleen dat VE tot opbouwing der wiskonsten sich verweerdigen wil van sijnen tijt gants in die op te offeren en besteden, ende VE vonden tot nut en profyt van t'gemeene beste een ijder mede te deijlen ende bekent te maecken, waer door VE sich niet als seer grooten lof en een seer loffelicken naem sal bereijden. Het ghene ick in t'lesen hier en daer hebbe vermerckt, als oock in de fygueren, hebbe tselue overal met potloot aengeteickent, waerom ick niet twijffelen wil oft VE sal mijne meijning overal lichtelick konnen vatten. Hebbe hier en daer in tbegin voor cum defectu &c beter geacht detracto &c, als meerder gebruijckelick, en dieswegen lichter te verstaen, maer daer aen schijnt weijnich gelegen, twelck dan oock om der verandering goet schynt. Vorders alsoo in t'eerste boeck eenige Theoremata syn die daer na generalick van alle formen van lichamen werden verstaen, ende deselue slechs in rechthouckige parallelograms betoont syn: so dunckt mij (onder correctie) de demonstratien tot die gehorende insgelycks op alle formen van lichamen te behooren te passen, en daerom so die generael syn, dan liever in plaets van sulcke parallelograms te willen andre fygueren van sulcke form, als t' valt, (en gelyckerwys in de 4 Theorema des 1. boecks geschiet is) te willen vervougen. Verklaert hebbende dan mijn gevoelen, sal eyndigende verblyven die ick ben
Mijn heer VE seer toegedane en dienstwillige dienaer en vrundt Fr. van Schooten.
met haest uijt Leyden den 21 November 1650. Mijn Heer Mijn Heer, Christianus Huijgens ten huijse van Mijn heer van Zuijlechem in S'graven-hage op t'plein. port met een paxken. |
|