| |
[79] Vier en vlam
Commentaar
Op de bruiloft van Tesselschade heeft Huygens Machteld van Kampen leren kennen, een nichtje van de bruid.Ga naar eindnoot1 Hij werd verliefd op haar en schrijft, terug in Den Haag, op 12 december 1623, een lange rijmbrief aan Tesselschade ‘om voorspraeck bij Ioff. Machteld van Kampen’.
Zijn brief van 266 trocheïsche versregels begint Huygens met een aanspreking waarin hij in tweede instantie zijn vondst uit zijn vorige gedicht aan Tesselschade ([74]) opnieuw opneemt:
Tesselschade, die uw' gade
Hebt gevonden, niet te spade (r. 3-4).
Hij vraagt haar of ze nog weet hoe er om haar gunsten geworven werd, toen zij nog alleen was en of ze nog weet hoe heftig de verliefdheid kon zijn. Na deze inleiding die Tesselschade in de juiste stemming moet brengen, verzoekt Huygens haar om drie woordjes van voorspraak bij Machteld van Kampen, drie ‘toover-woorden’ (r. 23). Het eerste ‘woordje’ behelst een uitvoerige, af en toe absurde, beschrijving van de verliefdheid van de ‘Haegsche herder’ Huygens (r. 30-86). Na een intermezzo waarin Huygens Tesselschade vraagt waarom zij hem op haar bruiloft heeft genodigd met al deze gevolgen van dien, volgt het tweede ‘woordje’: een lange opsomming van Huygens' ‘kwaliteiten’: zijn gebrek aan uiterlijke schoonheid, zijn armoe, zijn ongeletterdheid, zijn onvolkomen sterrenkunde, zijn muzikale gestuntel, zijn onbeholpen dichtkunst (r. 123-210 en - samengevat - r. 211-230). Het derde ‘woordje’ zouden, als de twee eerdere succesvol schijnen, de woorden moeten zijn waarmee Alard Crombalck háár veroverde. Hierop volgt een afweging van de kansen, positief en negatief. Huygens besluit het gedicht met de samenvattende regel: ‘Vraegt haer, of sij will, of niet?’.
Dit gedicht werd beantwoord door Hooft. Hij temperde Huygens' ‘Vier en Vlam’ met een ‘Koelte van antwoordt’.Ga naar eindnoot2 Men gaat ervan uit dat Hooft dat deed
| |
| |
op verzoek van Tesselschade.Ga naar eindnoot3 Ik twijfel daaraan. Het komt mij waarschijnlijker voor hier te spreken van een spel tussen twee dichters naar aanleiding van een bruiloft die zij beiden hadden bijgewoond en waar de Haagse herder inderdaad verliefd zal zijn geworden. Huygens' gedicht zal eerder voor Hooft dan voor Tesselschade zijn geschreven. De toevoeging ‘niew-getrouwde’ in de titel, de herhaling van regels uit een eerder aan Tesselschade gezonden gedichtGa naar eindnoot4, maar vooral de inhoud van de rijmbrief, duiden daar mijns inziens op.Ga naar eindnoot5 Huygens schreef bovendien zelf onder de oudste versie in het handschrift ‘Om den deun’.
Hooft vond Huygens' ‘Vier en vlam’ niet zo geslaagd en hij nam Machteld van Kampen in bescherming. Huygens moest maar eens duidelijk maken of hij het meende of niet. Bij nader inzien wenste Hooft Huygens zijn reactie toch niet in zijn geheel te sturen. Hij geeft daarvoor het argument dat Tesselschade het, twee maanden na Huygens' gedicht, nog niet gezien had. Zij immers zou er haar naam aan moeten verbinden. Het antwoord zou toch - in het spel tussen beide heren - zogenaamd van Tesselschade komen?
In een brief van begin februari 1624 werd Huygens' verzoek om toezending door Hooft afgewimpeld:
De rijmerij oft revelkal daer ue van gedenkt is mijn harssen ontsnapt; maer noch mijn handen niet. Ach wat noodt ue deese dochter ten hoof? t en is 'er geen maxel nae. 'T is een geboorte die ick liever te smachten had als te echten: ende zij is noch onder de ooghen van haer peet niet geweest, daer ze den naem af hebben zoude.’Ga naar eindnoot6
Hoofts reactie heeft Huygens pas in 1671 in zijn geheel kunnen lezen in de uitgave van Hoofts Werken.
Huygens moet zelf nogal gecharmeerd geweest zijn van zijn eigen gedicht.
Hij heeft er een bijna kalligrafisch afschrift van laten maken (h), dat hij later bij de kopij voor zijn Otia voegde. Hoofts antwoord had hij graag ook opgenomen. Omdat Hooft daar niet in toestemde en een poging via achterneef Jan van Baerle ook niet lukteGa naar eindnoot7, besloot Huygens alleen de laatste regels ervan te laten drukken. Hooft had hem die in zijn brief van begin februari meegedeeld.
Hij noteerde er wel bij dat het hem speet voor de ‘Beminners van 't dichten’ dat hun het antwoord werd onthouden dat Hooft ‘hier op gespeelt’ had.
In de kopij van zijn gedicht wijzigde Huygens de achternaam kampen eerst in mapken en later in kapnem.Ga naar eindnoot8 Zijn verliefdheid was over, het spel was uit. Door haar naam in een anagram enigszins te camoufleren, werd dit gedicht publicabel voor een groter publiek.
| |
Uitgaven
Worp Gedichten ii, p. 42-49; Worp 1976, p. 57-65 (met annotatie); Proeven ii, p. 81-144 (met manuscriptologische aantekeningen, varianten en woordverklaringen); Tuynman en Van der Stroom, nr. 196.
| |
Literatuur
Worp Briefwisseling i, nr. 215, 216 en 438; Van Tricht, Briefwisseling Hooft i, brief 203 en 204; Strengholt 1976, p. 88; Smit 1980, p. 115-116; Mieke Smits-Veldt 1994, p. 49-50
| |
| |
| |
Overlevering
H |
Autograaf Huygens, ka xla, 1623, fol. 61-62. Een dubbelblad papier gevouwen tot vier pagina's van 310 × 205 mm. De buitenmarge is zeer aan slijtage onderhevig. Vooral bij de laatste pagina heeft dit tot tekstverlies geleid. De tekst, geschreven in twee kolommen is als volgt verdeeld:
fol. 61v: regel 1-38 en r. 39-70,
Huygens noteerde de regels 3 tot en met 16 in een later stadium rechts naast de rechterkolom. Ook de regels 19 tot en met 22
schreef hij later en wel tussen de beide kolommen in. Met verwijstekens voegde Huygens ze in de tekst in.
fol. 61v: regel 71-104 en 105-138,
fol. 62r: regel 139-170 en 171-202,
fol. 62v: regel 203-236 en 237-266. |
hH |
Kalligrafisch afschrift van H. ka xla, 1623, fol. 63-66. Een katern van twee dubbelbladen papier, in gevouwen toestand 310 × 190 mm. Verdeling van de tekst:
fol. 63r: r. 1-25; fol. 63v, r. 26-80; fol. 64r. 81-138; fol. 64v: r. 139-196; fol. 65r: r. 197-236; fol. 65v: r. 237-266. |
hH-Ot |
In de fase dat Huygens de kopij voor zijn Otia gereedmaakte bracht hij in hH aanvullingen en correcties aan. hH is kopij geweest voor de Otia. Formaatsignaturen, het potloodcijfer linksboven op fol. 63r, vingerafdrukken (op fol. 65r+v zeer duidelijk) en zetinstructies duiden daarop. Zo noteerde Huygens naast de titel:
Dese Titel behoeft dus | breed niet uijtgesett te | worden. Maer aldus; [Volgt de titel zoals onder de varianten hH-Otb is genoteerd.] |
|
De instructie Dit innewaert treffen we aan op fol. 64r (bij regel 131), op fol. 64v (regel 143, 155). Verkort tot Innewaert op fol. 64v (regel 163, 175, 191) en fol. 65r (bij regel 231). Naast de toegevoegde regel uit Ovidius onder het gedicht vinden we op fol. 65v de instructie; In Capitalen. Naast de versregels uit Hooft (fol. 66r) vinden we Dit in Casijff (r. 3) en Capitaaltgiens (laatste regel naast het woord Vastaert).
Op fol. 66r maakte Huygens een berekening. Verticaal, iets boven het midden, aan de binnenmarge, staan onder elkaar een 5 en een 2. Ernaast staat een som (?) van drie regel: 800
7.13
<8>>792.7
Het hoe en waarom van deze getallen ontgaat mij. |
Ot |
Otia 1625, ‘Lib. vi. Van Als’, [Q4]r-[R4]v, p. 129-138 (p. 134 foutief gepagineerd: 118). |
K1 |
Koren-bloemen 1658, ‘Vierde Boeck. Van Als’, 2dr-2gv, p. 225-234 (foutief gepagineerd: 237-246). |
K2 |
Koren-bloemen 1672, ‘Achtste Boeck. Mengelingh.’ 3m3r-3nr, p. 461-465. |
| |
Datering
Huygens dateerde H: 12.a 10bris. 23. (= 12 december 1623).
| |
| |
| |
Varianten
|
[titel] |
|
Ha |
|
vier en vlam. | Aen Joff. T. Visschers, niewgetroude | met Sr. Allard Krombalck | om voorspraeck | bij Ioff. Machteld van Kampen. |
|
b |
|
[vier en vlam. | Aen Joff. T. Visschers, niewgetroude | met Sr.] Alard [Krombalck | om voorspraeck | bij Ioff. Machteld van Kampen.] |
|
hH |
|
vier en vlam. | [lijn] | Aen Joffrouw | Tesselschade Visschers, | niewgetrouwde met Sr. | Alard Crombalck. | [lijn] | om voorspraeck bij | Joffrouw | Machteld van Campen. |
|
hH-Ota |
|
[vier en vlam. | [lijn] | Aen Joffrouw | Tesselschade Visschers, | niewgetrouwde met |] [Alard Crombalck. | [lijn] | om voorspraeck bij | Joffrouw |] M. van <mapken>kapnem. |
|
b |
|
vier en vlamm. | [lijn] | Aen Joff.w Tesselschade | Visschers, niew-getrouwde; | om voorspraeck bij | Ioff.w M. van Kapnem. |
|
Ot |
|
vivier en vlamm. | Aen Joffw Tesselschade Visschers | nieuw-getrouwde; | Om voorspraeck by Ioffw. M. van Kapnem. |
|
K1 |
|
Aen Joffw. Tesselschade Visschers, | Nieuw-getrouwde; |
|
K2 |
|
Aen Joff.w tesselschade visschers, | Nieuw-getrouwde; | Jock. |
2 |
H |
|
Onlanx Maegd, en onlanx |
|
Vrouw, |
|
hH |
|
[ |
] |
vrouw, |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
Vrouw, |
3-6 |
Ha |
α |
[ontbreekt] |
|
b |
β |
Tesselschade die uw' gade |
|
Hebt gevonden, niet te spade, |
|
Hebt verbonden, niet te vroeg, |
|
Vande wonden die hij droeg. |
| |
| |
7 |
Ha |
α |
Hebt ghij noch in 't niewe leuen |
|
|
b |
β |
<h>>Heeft v [noch |
] |
9 |
H |
|
Huijst ghij noch in |
|
uw gedacht |
|
hH |
|
[ |
] |
uw' gedacht', |
|
K1 |
|
[ |
] |
uw gedacht, |
10 |
H |
|
Die die huijsing, als ge<b>>pacht, |
11 |
H |
|
In uw' |
|
vriendlickheit |
besaten, |
|
|
hH |
|
[ |
] |
vriendlickheijt |
[ |
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
vriendlickheid |
[ |
] |
|
K1 |
|
[ |
] |
vriend'lickheid |
[ |
] |
12 |
H |
|
Doe ghij, eenigh bijder |
|
straten, |
|
hH |
|
[ |
] |
Straten, |
14 |
H |
|
Mette |
|
eenicheit |
besett, |
|
|
hH |
|
[ |
] |
eenicheijt |
[ |
] |
|
hH-Ot |
|
Met de eenicheid |
[ |
] |
15 |
H |
|
Spotte met |
|
des |
|
jongers |
|
toortsen |
|
|
hHa |
|
[ |
|
] |
jongens |
|
[ |
] |
|
b |
|
[ |
|
] |
Jongens |
|
[ |
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
de |
|
[ |
|
] |
|
K1 |
|
[ |
|
] |
toortsen, |
|
17 |
Ha |
α |
Onuerbiddelick *gewelt* |
|
|
b |
β |
Onuerbiddelicken |
brand |
|
|
hH |
|
Onverbiddelijcken brandt |
|
hH-Ot |
|
Onverbiddelicken |
brand |
|
|
K2 |
|
Onafbiddelicken |
[ |
] |
18 |
Ha |
α |
T'uwer beurten heeft |
|
*geveldt*: |
|
b |
β |
[ |
] |
vermandt |
|
hH-Ota |
|
[ |
] |
vermant, |
|
b |
|
[ |
] |
vermannt, |
|
K1 |
|
[ |
] |
vermant; |
19-22 |
Ha |
|
[ontbreekt] |
|
b |
|
Sijt ghij noch bedenckens machtigh |
|
Hoe de Herten, heet en jaghtigh |
|
Na de beeck te koelen gaen |
|
Die de Min ten Doele staen, |
19 |
H |
|
Sijt ghij noch bedenckens machtigh |
|
|
hH-Ot |
|
Zijt[ |
] |
20 |
H |
|
Hoe de |
|
Herten, heet en |
jaghtigh |
|
|
hH |
|
[ |
] |
harten, heeten |
[ |
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
herten, heet en |
[ |
] |
| |
| |
22 |
H |
|
Die |
|
de Min |
ten Doele |
staen, |
|
hH |
|
[ |
|
] doele |
[ |
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
Minn[ |
|
] |
23 |
Ha |
|
Leent |
mij een |
der toouer-woorden |
|
b |
|
[ |
] |
drij [ |
|
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
|
] toover-woorden |
|
25 |
Ha |
|
Een aen't schoone Kamper-hooft |
|
b |
|
Drij |
[] |
|
|
hH-Ot |
|
[ |
] ....-hooft |
|
|
Ot |
|
[ |
] .... Hooft |
|
|
K1 |
|
[ |
] Lauren |
[ |
] |
26 |
H |
|
Dat het mijne van |
mij rooft. |
|
hH |
|
[ |
] rooft |
|
Ot |
|
[ |
] rooft, |
|
K1 |
|
[ |
] rooft; |
28 |
Ha |
|
On-uoorsiens hebb deruen naken, |
|
|
b |
|
On-voorsiens |
[ |
] |
29 |
Ha |
|
Off het vier dat blaken most |
|
|
b |
|
Oft |
[ |
] |
30 |
H |
|
Blaken sonder branden kost. |
|
hH |
|
[ |
] |
zonder [ |
] |
31 |
H |
|
Seght |
haer. |
Wie? Oh! vraeght |
|
niet verder. |
|
|
hHa |
|
Leght* |
[ ] |
wie? |
[ |
|
] |
|
b |
|
Seght |
[ |
|
] |
|
K2 |
|
[ |
|
] |
verder: |
|
32 |
H |
|
Seght haer, Hoe een Haegsche herder, |
|
|
hH |
|
<*L*>>Seght [haer,] <*t*>>hoe [een |
] |
33 |
H |
|
Hoe een ouerrompelt knecht |
34 |
H |
|
Min op 'tminnen afgerecht |
|
hH |
|
[ |
] |
affgerecht |
35 |
H |
|
Dan sijn' Lammeren op 'tvliegen, |
|
hH |
|
[ ] zijn' |
lammeren |
[ |
] |
'tvlieghen, |
|
|
hH-Ot |
|
[ ] sijn' |
[ |
|
] |
38 |
Ha |
α |
Van soo menigh fieren vonck, |
|
b |
β |
[ |
|
] |
Minne |
|
Lonck, |
|
hH |
|
[ |
|
] |
lonck, |
|
Ot |
|
[ |
] |
menigh' Minne-lonck, |
39 |
Ha |
α |
Voncken die hij sagh haer' punten |
|
|
b |
β |
Loncken |
[ |
] |
| |
| |
40 |
H |
|
Op sijn' wederliefde |
|
munten, |
|
hH |
|
[ |
] |
muntten |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
munten |
42 |
Ha |
|
Om van |
|
hen met min |
te zijn, |
|
|
b |
|
[ |
] |
hun belonckt |
[ |
] |
43 |
H |
|
Endelick de fierer |
|
schichten |
|
hH |
|
[ |
] |
Schichten |
44 |
Ha |
|
Van haer' |
|
ongemeene |
lichten |
|
|
b |
|
[ |
] |
{ongemeene} |
[ |
] |
|
b |
|
[ |
] |
{meer als staende} |
[ |
] |
|
c |
|
[ |
] |
ongemeene |
[ |
] |
46 |
H |
|
D'onuerwonnen |
borst te |
|
bien: |
|
hH |
|
D'onverwonnen |
[ |
] |
bien: |
|
K1 |
|
[ |
|
] |
bi'en: |
47 |
H |
|
Daer sijn' |
|
herssenen |
af |
|
davren, |
|
|
hH |
|
[ |
] |
hersenen |
[ |
|
] |
|
K1 |
|
[ |
|
] |
dav'ren, |
|
48 |
H |
|
Euen als de |
|
langste klauren, |
|
|
hH |
|
Even als de |
|
[opengelaten] |
|
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
langste klavren, |
|
|
K1 |
|
[ |
] |
lanchste* |
klav'ren, |
|
|
K2 |
|
[ |
] |
langste |
[ |
] |
50 |
Ha |
|
Van |
|
een |
dichte |
|
Noorder-vlaegh; |
|
|
b |
|
In |
|
[ |
|
] |
|
hH |
|
[ |
] |
een' |
[ |
|
] |
|
Ot |
|
[ |
] |
een |
[ |
] |
Noorder-vlaegh, |
|
|
K1 |
|
[ |
] |
een' |
[ |
] |
Noorder-vlaegh; |
|
51 |
H |
|
Daerom nu sijn' kortte nachten |
|
|
hH-Ot |
|
Daer hem [nu |
] |
52 |
H |
|
Swart<e>' historien van klachten, |
54 |
H |
|
Nachtsgelijck geworden |
|
zijn; |
|
|
Ot |
|
Nachts |
gelijck[ |
] |
zijn, |
|
|
K1 |
|
Nacht |
[ |
] |
zijn; |
|
|
K2 |
|
Nachts-gelijck[ |
|
] |
56 |
H |
|
Aenden |
|
A<e>>mstel nauw |
om vallen, |
|
|
hH |
α |
[ |
] |
[opengelaten] uw te* |
[om |
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
Amstel nauw |
[ |
] |
57 |
H |
|
En de |
|
ruijmste |
kaden schaers, |
|
|
hH |
α |
[ |
] |
mijne te* |
[ |
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
ruijmste |
[ |
] |
| |
| |
59 |
H |
Soo |
|
beduijslen |
hem de roocken |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
beduijzlen |
[ |
] |
|
K1 |
[ |
] |
beduyz'len |
[ |
] |
60 |
H |
Soo en |
|
zijn sijn' |
oogen schier, |
|
|
hH |
[ |
] |
sijn zijn' |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
zijn sijn' |
[ |
] |
62 |
H |
Soo en |
|
sien |
sij niet als |
|
vier. |
|
|
hH |
[ |
] |
sijn |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
sien |
[ |
|
] |
|
Ot |
[ |
|
] |
vier: |
|
63 |
H |
Soo en kan hij niet |
|
bepeijsen, |
|
hH-Ot |
[ |
] |
bepeisen, |
64 |
H |
Schoon ten ende van |
|
sijn |
reijsen, |
|
|
hH |
[ |
] |
zijn |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
sijn |
reisen, |
|
65 |
H |
Schoon |
|
bij Zuijden |
'tZuijder Meer |
|
|
hH |
[ |
] |
hij Huijden* |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
bij Zuijden |
[ |
] |
66 |
Ha |
Schoon |
|
den |
voorsten voet op 't veer, |
|
|
b |
[ |
] |
de |
[ |
] |
|
c |
Met den |
|
[ |
] |
67 |
H |
Wie |
|
hem, |
van het IJ |
|
gescheijden, |
|
|
hH-Ot |
[ |
|
] |
gescheiden, |
|
|
Ot |
[ |
] |
hem |
[ |
|
] |
68 |
H |
Overtoouert |
heeft tot |
|
Leijden |
|
|
hH |
Overtoovert |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
[ |
|
] |
Leiden, |
|
69 |
H |
En de |
|
Schipper |
die hem bracht |
|
|
hH |
[ |
] |
schipper |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
Schipper |
[ |
] |
70 |
H |
Staet en |
bedelt om |
|
sijn |
vracht; |
|
|
hH |
Staeten |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
Staet en |
[ |
|
] |
|
Ot |
[ |
|
] |
sijn' |
[ |
] |
71 |
H |
Veerman, |
|
segt |
hij, weest te vreden, |
|
|
hH |
[ |
] |
Segt |
[ |
] |
72 |
H |
Loon voor |
|
arbeijt staet |
in reden, |
|
|
hH |
[ |
] |
arbeijdt Staet |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
arbeid staet |
[ |
] |
| |
| |
73 |
H |
Maer de reden maeckt |
|
geen |
|
schult |
|
|
hH |
[ |
|
] |
schult, |
|
|
hH-Ot |
[ |
|
] |
schuld, |
|
|
Ot |
[ |
] |
geen' |
|
[ |
] |
75 |
H |
Schaemte |
|
weijgert |
|
v |
te wenschen |
|
|
hH |
[ |
|
] |
u |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
weigert |
|
[ |
|
] |
76 |
H |
Heele vracht van |
|
halue |
|
menschen, |
|
|
hH |
[ |
] |
halve |
|
[ |
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
menschen |
|
77 |
H |
En |
|
den |
|
mensche |
die ghij siet, |
|
|
hH |
[ |
|
] |
Menschen |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
de |
|
[ |
|
] |
|
Ot |
[ |
|
] |
Mensche dien[ |
] |
80 |
H |
Daer haer 'tlieffelick |
|
bevloecken |
|
hH |
[ |
] |
be*c*loecken |
|
hH-Ot |
[ |
] |
bevloecken |
83 |
Ha |
Uijt |
|
mijn' |
borst heeft heeten |
|
scheijden; |
|
|
b |
[ |
] |
de |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
[ |
|
] |
scheiden; |
|
|
Ot |
Wt |
|
[ |
|
] |
|
|
K1 |
Uyt |
|
[ |
|
] |
|
84 |
H |
Herte, segt, komt voort, na |
|
Leijden |
|
hH-Ot |
[ |
] |
Leiden |
|
K1 |
[ |
] |
Leiden, |
85 |
H |
'Tgelt mij noch |
|
een |
|
halue |
vracht, |
|
|
hH |
[ |
|
] |
halve |
[ |
] |
|
Ot |
[ |
] |
een' |
|
[ |
|
] |
86 |
H |
'Tgelt hem 'tleuen die |
|
v wacht. |
|
hH |
[ |
] |
u wacht: |
87 |
H |
Schaetgen, segt ghij dat ick mijmer? |
|
|
hH |
[ |
] |
mijne*?* |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
mijmer? |
|
|
K1 |
Schaedtgen, [ |
|
] |
88 |
H |
Dat vergeeft men aen |
|
een |
Rijmer; |
|
|
Ot |
[ |
] |
een' |
[ |
] |
89 |
H |
Komt gij't |
|
met een |
suer besien |
|
|
hH |
[ |
] |
meteen |
suer-besien |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
met een |
[ |
] |
| |
| |
90 |
H |
Aen |
|
een |
Minnaer oock |
|
verbien? |
|
|
Ot |
[ |
] |
een' |
[ |
|
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
verbi'en? |
|
91 |
H |
Voeght |
het rijmen, en het minnen, |
|
|
K1 |
Voeght, |
[ |
] |
95 |
H |
En |
|
mijn |
|
on-eruaren |
oogen, |
|
|
hH |
[ |
|
] |
onervaren |
|
[ |
] |
|
Ot |
[ |
] |
mijn' |
|
[ |
|
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
oogen; |
|
96 |
H |
Dunckt |
|
v |
dat hij min medoogen |
|
|
hH |
[ |
] |
u |
[ |
] |
99 |
H |
Maer |
|
bedenckter bij, |
|
vriendinne, |
|
|
hH-Ot |
[ |
|
] |
Vriendinne, |
|
|
K1 |
[ |
] |
bedenckt'er[ |
|
] |
100 |
H |
Waertoe quam't |
|
v |
|
inden |
sinne |
|
|
hH |
[ |
] |
u |
|
inde |
[ |
] |
|
Ot |
[ |
|
] |
in den |
[ |
] |
101 |
H |
D'onbedacht' |
|
onnooselheijt |
|
hH |
[ |
] |
onnooselheijt, |
|
hH-Ot |
[ |
] |
onnooselheit, |
|
K1 |
[ |
] |
onnooselhied,* |
|
K2 |
[ |
] |
onnooselheit, |
102 |
H |
Van mijn' |
|
tegenwoordicheit |
|
hH |
[ |
] |
tegenwoordicheijt |
|
hH-Ot |
[ |
] |
tegenwoordicheit |
103 |
H |
Uijt |
de veile rust<e> te |
|
halen |
|
|
Ot |
Wt |
[ |
] |
halen, |
|
|
K1 |
Uyt |
[ |
|
] |
106 |
H |
T'uwen luijster |
hadt |
|
ontboon? |
|
|
hH |
T'uwer luijste* |
[ |
] |
ontboôn? |
|
|
hH-Ot |
T'uwen luijster |
[ |
|
] |
107 |
H |
Uw' |
|
beleeftheit |
doet mij |
|
steruen, |
|
|
hH |
[ |
] |
beleeftheijt |
[ |
] |
sterven, |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
beleeftheit |
[ |
|
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
sterven; |
|
108 |
H |
D'eerste steen van mijn |
|
bederuen |
|
hH |
[ |
] |
bederven |
109 |
H |
Heeft uw' |
|
gunsticheit |
geplant. |
|
|
hH |
[ |
] |
gunsticheijt |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
gunsticheit |
[ |
] |
| |
| |
110 |
H |
Vijand-vriendelicke |
hand, |
|
|
hH |
Vijandvriendelicke |
[ |
] |
|
hH-Ot |
Vijand-vriendelicke |
[ |
] |
111 |
Ha |
Hebt ghij d'eerste |
|
door |
ontsloten |
|
|
b |
[ |
] |
Door |
[ |
] |
|
hH |
[ |
] |
door |
[ |
] |
|
K1 |
[ |
] |
deur |
[ |
] |
112 |
H |
Om |
|
mijn |
broose borst te |
|
blooten, |
|
hH |
[ |
|
] |
blooten |
|
Ot |
[ |
] |
mijn' |
[ |
] |
blooten, |
|
K1 |
[ |
|
] |
blooten; |
114 |
H |
Die mijn' |
|
Vrijheit |
heeft |
|
geuelt, |
|
|
hH |
[ |
] |
vrijheijt |
[ |
] |
gevelt, |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
vrijheit |
[ |
|
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
gevelt; |
|
116 |
H |
D'eerste |
|
plaester |
toe te rusten |
|
|
hH |
[ |
] |
plaetse* |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
plaester |
[ |
] |
117 |
H |
Ouer |
d'eerste Minne-kneep |
|
|
hH |
Over |
[ |
] |
119 |
H |
Oh! of oock die |
|
hooger stralen |
|
|
Ot |
[ |
] |
hooger'[ |
] |
120 |
H |
Tot |
|
medoogen |
wilden dalen, |
|
|
hH |
[ |
] |
meedoogen |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
medoogen |
[ |
] |
121 |
H |
En de voedster van |
|
mijn |
pijn |
|
|
Ot |
[ |
] |
mijn' |
[ |
] |
122 |
H |
Mijn' geneester <w>>konde zijn! |
124 |
H |
Soo |
|
sij |
nijdigh onderrecht waer, |
|
|
hH |
[ |
] |
hij* |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
Sij |
[ |
] |
126 |
H |
Soo veel |
|
deruens |
heeft |
|
betrout, |
|
|
hH |
[ |
] |
dervens |
[ |
|
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
betrouwt; |
|
127 |
Ha |
<*Lxxx*>>’Tiss |
een, segt, vande jaren |
|
|
b |
'Tisser |
[ |
] |
129 |
H |
En de |
statelicke |
|
vreugt, |
|
|
hH |
Ende |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
En de |
[ |
] |
vreugd, |
|
| |
| |
130 |
H |
Palen aende tweede |
|
jeugt. |
|
hH-Ot |
[ |
] |
jeugd. |
|
Ot |
[ |
] |
jeughd: |
131 |
H |
'Twelgeuall |
van schoone leden |
|
|
hH |
'Twelgeval |
[ |
] |
|
Hh-Ot |
+ [ |
|
] |
132 |
H |
Schreef hem |
|
niemand toe met reden, |
|
|
hH |
[ |
] |
nieman<*t*>>d [toe |
] |
133 |
H |
Aen het bruijnen van sijn' |
|
huijd |
|
hH |
[ |
] |
huijt |
135 |
H |
Maer |
|
hij dunckt sich |
selfs te |
|
blosen |
|
|
hH |
[ |
] |
sij* dunck* |
zich |
[ |
] |
blo<*t*>>sen |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
hij dunckt |
[ |
|
] |
136 |
H |
Als de |
|
morgestondse |
roosen, |
|
|
hH |
[ |
] |
morgenstontsche |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
morgenstondsche |
[ |
] |
137 |
H |
Zedert |
|
hij |
den wederslagh |
|
|
hH |
[ |
] |
zij* |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
hij |
[ |
] |
138 |
H |
Van haer |
|
oog in't sijne sagh, |
|
hH |
[ |
] |
Oogh |
[opengelaten] |
|
hH-Ot |
[ |
|
] |
in 'tsijne |
|
sagh |
|
Ot |
[ |
|
] |
sagh; |
143 |
Ha |
Ouer-wight |
van gulde |
|
schijuen |
|
|
b |
Ouer-wigh |
[ |
|
] |
|
hH |
Over-wight |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
+ [ |
|
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
schijven, |
|
144 |
H |
Die't ter Werelt all |
bedrijuen, |
|
|
hH |
Dietter werelt al |
[ |
] |
|
hH-Ot |
Die't ter [werelt |
|
] |
145 |
H |
Meer als |
|
noodelicke |
munt |
|
|
hH |
[ |
] |
noodelijcke |
mun<dt>>t |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
noodelicke |
[ |
] |
146 |
H |
Heeft |
|
sijn' |
sterr hem niet |
|
vergunt, |
|
|
hH |
[ |
] |
sijn |
[ |
|
] |
|
Ot |
[ |
] |
sijn' |
[ |
|
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
vergunt; |
|
| |
| |
147 |
Ha |
<*Kleijn besitt*>Matigh leren, matigh ploeghen, |
|
b |
Weijnigh |
|
leeren weinigh [ploeghen,] |
|
|
c |
[ |
] |
maeijen |
|
[ |
|
] |
|
hH |
Weinich |
|
[ |
] |
weijnich |
|
ploegen |
|
|
hH-Ot |
Weinigh |
|
maeijen, |
|
weijnigh |
|
[ |
] |
|
|
Ot |
[ |
|
] |
ploegen, |
|
148 |
Ha |
Kleijn |
besitt |
|
en |
groot |
|
genoeghen, |
|
|
b |
[ |
|
] |
in |
[ |
|
] |
|
hH |
[ |
|
] |
genoegen, |
|
|
hH-Ot |
Klein |
[ |
|
] |
|
149 |
H |
En dat |
|
Middelmatigh |
veel |
|
|
hH |
[ |
] |
middelmatigh |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
Middelmatigh |
Veel |
|
150 |
H |
Sijn |
|
geuallen |
tot sijn deel; |
|
|
hH |
[ |
] |
gevallen |
[ |
] |
|
hH-Ot |
Zijn |
|
[ |
|
] |
151 |
H |
Maer |
|
sijn |
|
Kampensche gedachten |
|
|
hH |
[ |
|
] |
Kampensche |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
sijn' |
] |
Kapnemsche |
[ |
] |
|
Ot |
[ |
|
] |
Kapnemsche |
[ |
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
niewe Min-gedachten |
|
152 |
H |
Heele |
|
dagen, halue |
|
nachten, |
|
hH |
[ |
] |
dagen halve |
|
nachten. |
|
hH-Ot |
[ |
] |
dagen, [ |
] |
nachten, |
153 |
Ha |
Sijn |
sijn' schatten in 't gemoet |
|
|
b |
Zijn |
[ |
] |
|
hH |
Sijn |
[ |
] |
|
hH-Ot |
Zijn |
[ |
] |
154 |
H |
Daer hij Rijck |
|
af |
heeten |
|
moet. |
|
hHa1 |
[ |
|
] |
moet, [in hH abusievelijk tweemaal geschreven.] |
|
2 |
[ |
] |
aff |
[ |
] |
moet, |
|
b |
[ |
|
] |
moet. |
155 |
H |
Voorraed |
van gegeten |
|
lettren |
|
|
hH |
voorraed |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
+ Voorraed |
[van |
|
] |
|
Ot |
[ |
|
] |
lettren, |
|
|
K1 |
Vorraed* |
|
[ |
] |
lett'ren, |
|
156 |
H |
Om |
|
Geleerde |
|
t'ouerschettren |
|
hH |
[ |
] |
geleerde |
|
t'overschettren |
|
Ot |
[ |
|
] |
t'overschettren, |
|
K1 |
[ |
|
] |
t'overschett'ren, |
| |
| |
157 |
H |
|
Schuijlter |
weijnigh in sijn |
|
hooft; |
|
hH |
|
Schrijfter* |
[ |
] |
hooft, |
|
hH-Ot |
|
Schuijlt'er |
[ |
] |
hoofd, |
|
K1 |
|
[ |
|
] |
hoofd; |
158 |
H |
|
Waer' |
het evenwel geklooft |
|
|
K1 |
|
Waer |
[ |
] |
161 |
H |
|
Maer met |
|
hope |
van gena, |
|
|
hH |
|
[ |
] |
hoope |
[ |
] |
163 |
H |
|
Sterre-stocken |
aen te |
|
stellen |
|
|
hH |
|
Sterrestocken |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
|
+ [ |
|
] |
|
Ot |
|
[ |
|
] |
stellen, |
|
164 |
H |
|
Om de |
|
fackelen te tellen |
|
hH |
|
[ |
] |
Fackelen [] tellen, |
167 |
Ha |
|
Sijn gesifte wetenschappen |
|
|
b |
|
Zijn[ |
] |
|
hH |
α |
[ontbreekt] |
|
|
hH-Ota |
β |
Sijn gesifte wetenschappen |
|
|
b |
|
Zijn[ |
] |
168 |
H |
|
Die sijn' herssenen ontsnappen, |
|
hH |
α |
[ontbreekt] |
|
hH-Ota |
β |
Die sijn' herssenen ontsnappen, |
170 |
H |
|
Weijgeren |
haer vier soo hoogh; |
|
|
hH-Ot |
|
Weigeren |
[ |
] |
172 |
H |
|
Sijn |
de doelen van sijn weten, |
|
|
hH-Ot |
|
Zijn |
[ |
] |
173 |
H |
|
En de sterren die hij |
|
schiet, |
|
K1 |
|
[ |
] |
schiet; |
174 |
Ha |
|
Hooger |
|
Hem'len |
kent hij niet. |
|
|
b |
|
[ |
] |
Hemel |
[ |
] |
|
Ot |
|
Hooger' |
|
[ |
|
] |
175 |
H |
|
Stemme-streeling, |
|
snaren-krabbling, |
|
|
hH-Ot |
|
+ [ |
|
] |
|
K1 |
|
[ |
] |
snaeren-krabb'ling, |
176 |
H |
|
Is een |
|
konstelijcke |
|
brabbling |
|
|
hH |
|
[] een' |
|
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
konstelicke |
|
[ |
] |
|
K1 |
|
[ |
|
] |
brabb'ling |
|
| |
| |
177 |
Ha |
Die |
|
mijn |
handen en |
|
mijn |
keel |
|
|
b |
[ |
] |
sijn |
[ |
] |
sijn |
[ |
] |
|
hH |
[ |
] |
sijn' |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
[ |
|
] |
sijn' |
[ |
] |
178 |
H |
Niet en kennen als ten |
|
deel |
|
hH |
[ |
] |
deel |
|
hH-Ot |
[ |
] |
deel, |
|
K1 |
[ |
] |
deel; |
179 |
H |
Maer, al |
|
stinckt |
het |
|
eighen |
roemen, |
|
|
hH |
[ |
] |
slinght* |
[ |
] |
eijgen |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
stinckt |
[ |
] |
eigen |
[ |
] |
180 |
Ha |
Kampen, kan mijn keel niet noemen |
|
|
b |
[ |
|
] |
sijn |
[ |
] |
|
hH |
[ |
|
] |
sijn' |
[ |
] |
|
hH-Ot |
Kapnem, |
[ |
|
] |
|
Ot |
Kapnem, |
[ |
|
] |
|
K1 |
Laura, |
[ |
|
] |
182 |
Ha |
Als een |
|
Eijcken-blad |
in't |
wild; |
|
|
b |
[ |
] |
Eijcken-rijs |
|
[ |
|
] |
|
hH |
[ |
|
] |
int |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
Eicken-rijs |
|
[ |
|
] |
|
Ot |
[ |
] |
Eicken rijs |
|
[ |
|
] |
183 |
Ha |
Snaren |
kan |
|
mijn' |
hand |
niet raken |
|
|
b |
[ |
|
] |
sijn' |
[ |
|
] |
|
hH |
snaren |
[ |
] |
Sijn handt |
[ |
] |
|
hH-Ot |
Snaren |
[ |
] |
Sijn'[ |
|
] |
184 |
H |
Die wat |
|
Machteld achtich kraken |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
...... achtich |
[ |
] |
|
Ot |
[ |
] |
Kapnem achtigh |
[ |
] |
|
K1 |
[ |
] |
Lauras-achtich |
[ |
] |
185 |
H |
Of |
|
sijn |
vingers gaender |
|
af |
|
|
hH |
[ |
] |
zijn |
[ |
] |
aff |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
sijn' |
[ |
|
] |
186 |
H |
Als een viervoet |
|
naer |
|
een draf; |
|
|
hH |
[ |
] |
naerden |
Draff |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
naer |
|
een |
[ |
|
] |
|
Ot |
[ |
|
] |
een' |
|
draf, |
|
|
K1 |
[ |
|
] |
draf; |
|
187 |
H |
Daer dan |
|
Hand |
en keel vergaren, |
|
|
hH |
[ |
] |
hand |
[ |
] |
| |
| |
188 |
H |
Kampen |
seggen |
|
all |
de |
|
snaren, |
|
|
hH |
[ontbreekt] |
|
|
hH-Ota |
Kampen |
[ |
] |
al |
[ |
] |
snaren |
|
|
b |
Kapnem |
[ |
|
] |
|
Ot |
Kapnem |
[ |
|
] |
|
K1 |
Laura |
[ |
|
] |
189 |
H |
Kampen |
kort |
en |
|
Kampen |
lang |
|
|
hH-Ot |
Kapnem |
kort, |
[ |
] |
Kapnem |
[ |
] |
|
Ot |
Kapnem |
kort |
[ |
] |
Kapnem |
[ |
] |
|
K1 |
Laura |
[ |
|
] |
Laura |
[ |
] |
190 |
H |
Zijn |
de |
|
noten |
van |
|
sijn' |
sang. |
|
|
hH |
Sijn |
[ |
] |
Noten |
[ |
] |
sijn |
[ |
] |
|
hH-Ot |
Zijn |
[ |
|
] |
sijn' |
[ |
] |
191 |
H |
Verr en versch-geraepte |
|
Rijmen |
|
|
hH |
[ |
] |
rijmen |
|
|
hH-Ot |
+ [ |
|
] |
192 |
Ha |
Regel-recht |
aen een te lijmen, |
|
|
b |
Regel-dicht |
[ |
] |
193 |
H |
Is sijn' Penn |
te veel |
|
geverght: |
|
hH |
Te sijn waer* |
[ |
] |
geverght, |
|
hH-Ot |
Is sijn penn |
[ |
] |
|
|
Ot |
[] |
sijn' |
[ |
] |
|
|
K1 |
[] |
sijn |
[ |
] |
geverght; |
195 |
H |
Kruijpen kan hij, |
|
gaen, |
en springen, |
|
|
hH |
[ |
] |
gaen |
[ |
] |
196 |
H |
En |
|
gelijckx der aerde |
|
singen, |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
gelijx |
[ |
|
] |
|
K1 |
[ |
|
] |
singen; |
|
198 |
H |
Heeft |
|
sijn' |
lippen |
noijt |
|
geraeckt: |
|
|
hH |
[ |
] |
sijn |
Lippen |
[ |
] |
geraeckt; |
|
|
hH-Ot |
[ |
] |
sijn' |
[ |
|
] |
|
Ot |
[ |
|
] |
geraeckt, |
|
|
K1 |
[ |
|
] |
geraeckt; |
|
199 |
H |
Maer de welgevoegde |
giften |
|
|
hH |
[ |
] |
wel gevoegde |
[ |
] |
200 |
H |
Die den |
|
Hemel, |
door de siften |
|
|
hH |
[ |
] |
Hemel |
[ |
] |
201 |
H |
En het keurlick onderscheit |
|
hH |
[ ] keurlijck onderscheijt |
|
hH-Ot |
[ ] keurlick onderscheit |
| |
| |
202 |
H |
|
Van |
|
een milde |
|
giericheit, |
|
|
hH |
|
[ |
|
] |
giericheijt, |
|
|
hH-Ot |
|
[ |
|
] |
giericheit, |
|
|
Ot |
|
[ |
] |
een'[ |
|
] |
203 |
H |
|
Over |
|
haer beminde |
|
kuijven |
|
|
hH |
|
[ |
|
] |
kuijuen |
|
|
hH-Ot |
|
[ |
|
] |
kuijven |
|
|
Ot |
|
[ |
] |
haer'[ |
|
] |
204 |
H |
|
Nederwaert heeft laten |
|
stuijven, |
|
|
hH |
|
[ |
] |
stuijuen, |
|
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
stuijven, |
|
|
Ot |
|
Nederwaerts[ |
|
] |
205 |
H |
|
Kittelen sijn' aendacht <*met*> <*C*>>nauw, |
206 |
Ha |
|
Het |
vliegen wordt hem wel soo gauw |
|
|
b |
|
'T |
[ |
] |
210 |
H |
|
Rijst hem |
|
seluer |
uijt 'tgesicht. |
|
|
hH |
|
[ |
] |
selver |
[ |
] |
212 |
H |
|
Vande |
|
schoonheit |
niet gekregen, |
|
|
hH |
|
[ |
] |
schoonheijt |
[ |
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
schoonheit |
[ |
] |
215 |
H |
|
[st]erren |
kan hij niet beroemen |
|
|
hH |
|
Sterren |
[ |
] |
216 |
H |
|
[van] de seuen |
een te noemen; |
|
|
hH |
|
Vande seven |
|
[ |
] |
|
Ot |
|
[ |
] |
een'[ |
] |
217 |
H |
|
[O]p |
de noten is hij |
|
schorr, |
|
hHa |
α |
Op |
[ |
] |
schoor*, |
|
b |
β |
[ |
|
] |
schorr, |
218 |
H |
|
[O]p |
de |
|
Snaren |
|
vinger-dorr; |
|
hHa |
α |
Op |
[ |
] |
snaren |
|
vinger-door*; |
|
b |
β |
[ |
|
] |
vinger-dorr; |
220 |
H |
|
[A]ls |
de |
|
Ploeger |
inde baren, |
|
|
hH |
|
Als |
[ |
] |
Ploegher |
[ |
] |
221 |
Ha |
|
Als de |
|
Schipper |
inde Terw, |
|
|
b |
|
[ |
] |
Zeeman |
[ |
|
] |
|
hH |
|
Als de |
|
[opengelaten] |
[inde |
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
Zeeman |
|
[ |
] |
222 |
H |
|
Als de blinden inde |
|
verw; |
|
K1 |
|
[ |
] |
verw: |
| |
| |
223 |
H |
Evenwel |
|
'tbevallick |
wesen, |
|
|
hH |
[ |
] |
'tbeuallick |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
'tbevallick |
[ |
] |
|
K1 |
[ |
] |
't bevalligh |
[ |
] |
225 |
H |
'T spelen |
dat bij geen en lijckt, |
|
|
hH |
'Tspeelen |
[ |
] |
|
hH-Ot |
'Tspelen |
[ |
] |
238 |
H |
Houdt hij |
|
all |
van |
|
uwe krachten, |
|
|
hH-Ota |
[ |
|
] |
{uwe krachten,} |
|
hH-Ota |
[ |
|
] |
{*uw* kracht} |
|
b |
[ |
|
] |
uwe krachten, |
|
|
K2 |
[ |
] |
all' |
[ |
|
] |
231 |
H |
Schijntsij |
na de Minn |
|
te |
|
hooren, |
|
hH |
Shijntsij* |
[ |
] |
[opengelaten] |
|
hH-Ot |
Schijntsij |
[ |
] |
te |
|
hooren |
|
K2 |
[ |
|
] |
hooren, |
232 |
Ha |
Vattse vaster |
|
bijder |
ooren. |
|
|
b |
[ |
] |
bij die |
[ |
] |
|
|
hH |
[ |
] |
bijder |
Ooren |
|
|
hH-Ota |
[ |
] |
bij her |
Ooren, |
|
|
b |
[ |
] |
bij die |
[ |
|
] |
233 |
H |
Segt |
haer dan als Alard |
|
zeij. |
|
hH |
Seght |
[ |
] |
Leij* |
|
hH-Ota |
[ |
|
] |
zeij |
|
b |
[ |
|
] |
zei' |
|
K1 |
[ |
|
] |
sei', |
234 |
H |
Doe |
|
sijn |
krachtiger |
|
gevleij |
|
|
hH |
[ |
] |
zijn |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
sijn |
[ |
] |
gevlei |
|
235 |
H |
Perste door de koele korsten |
236 |
Ha |
Van uw' |
|
ouervro*s*en |
borsten |
|
|
b |
[ |
] |
ouervroren |
[ |
] |
|
hH |
[ |
] |
ouervrosen borsten, |
|
238 |
H |
Dede |
|
doijen in een. Ia; |
|
hH |
Dede |
|
[opengelaten] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
doijen in een Ja. |
239 |
H |
Deze |
|
zijn |
de scherpste pijlen |
|
|
hH |
[ |
] |
sijn |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
zijn |
[ |
] |
| |
| |
240 |
H |
Die wij t'samen konnen |
|
vijlen. |
|
hH |
[ |
] |
vijlen |
|
hH-Ot |
[ |
] |
vijlen; |
242 |
H |
Van een herder Hert |
|
vermant, |
|
hH |
[ |
] |
vermand, |
|
Ot |
[ |
] |
vermand; |
246 |
H |
Proije van |
|
mijn |
|
eijgen |
|
strick! |
|
|
hH |
[ |
] |
mijn' |
|
[ |
] |
strick'! |
|
hH-Ot |
[ |
|
] |
eigen |
|
[ |
] |
247 |
H |
Sullen niet |
|
mijn |
|
eijgen |
schachten |
|
|
hH-Ot |
[ |
|
] |
eigen |
[ |
] |
|
Ot |
[ |
] |
mijn' |
|
[ |
|
] |
248 |
Ha |
Met den |
|
Interest van |
|
krachten |
|
|
b |
[ |
] |
{Interest} |
[van |
] |
|
b |
[ |
] |
{woecker-winst} |
[van |
] |
|
hH |
Met den |
|
[opengelaten] |
|
|
hH-Ota |
[ |
] |
Interest van |
|
krachten |
|
|
b |
[ |
] |
{Interest} |
[van |
|
] |
|
b |
[ |
] |
{Woecklerloon} |
[van |
|
] |
|
c |
[ |
] |
Woeckerloon |
[ |
|
] |
249 |
Ha |
Keeren op het broose |
|
blood |
|
b |
[ |
] |
bloot |
251 |
H |
Oh! ick spell het lang te |
|
voren |
|
hH-Ot |
[ |
] |
voôren |
|
Ot |
[ |
] |
voren, |
252 |
H |
Lieve Tolck, ick sal 't |
|
besmooren |
|
hH |
[ |
] |
*besmoren*, |
|
hH-Ot |
[ |
] |
besmooren, |
|
K1 |
[ |
] |
besmooren; |
253 |
H |
'Khebb |
|
geen' |
Lauwer om de muts |
|
|
hH |
[ |
] |
geen |
[ |
] |
|
hH-Ot |
[ |
] |
geen' |
[ |
] |
255 |
Ha |
*Soud* haer |
dan |
|
een moort |
vermaken? |
|
|
b |
Will s'haer |
[ |
] |
in |
|
bloedt |
[ |
] |
|
hH |
Wil haer * |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
Wil's haer |
[ |
|
] |
bloed |
[ |
] |
256 |
Ha |
Ia |
sij: 'ksie |
|
den |
dach |
|
genaken. |
|
|
b |
[ |
|
] |
de |
|
doodt |
|
[ |
] |
|
hH |
[ |
|
] |
genaken, |
|
|
hH-Ot |
Ja |
[ |
|
] |
dood |
|
[ |
] |
| |
| |
257 |
H |
|
Neen |
|
sij; |
'Tis |
|
geen |
Maeghden deught. |
|
|
hH |
|
[ |
] |
sij |
[ |
] |
geen' |
[ |
] |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
sij; |
[ |
] |
Maegden deughd; |
|
258 |
H |
|
Ia |
sij: 'Tis |
|
onnoosel |
vreught. |
|
|
hH |
|
[ |
|
] |
onnosel |
|
vreught; |
|
|
hH-Ot |
|
Ja |
[ |
|
] |
vreughd; |
|
|
Ot |
|
[ |
|
] |
onnoosel' |
[ |
] |
259 |
H |
|
Neen |
|
sij; |
'Tmocht haer namaels |
|
rouwen. |
|
hH |
|
[ |
] |
sij, |
[ |
] |
rouwen |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
sij; |
[ |
] |
rouwen; |
260 |
H |
|
Ia |
sij; |
|
droefheit |
kan |
|
verkouwen. |
|
|
hH |
|
[ |
|
] |
droefheijt |
[ |
|
] |
|
hH-Ot |
|
Ja |
[ |
] |
droefheid |
[ |
] |
verkouwen; |
|
261 |
H |
|
Neen sij; 'Khebb het niet |
|
verdient. |
|
hH |
|
[ |
] |
verdient |
|
hH-Ot |
|
[ |
] |
verdient; |
262 |
H |
|
Ia |
sij; om |
|
een lieuer |
|
vriend. |
|
|
hH |
|
[ |
|
] |
vriendt. |
|
hH-Ot |
|
Ja |
[ |
|
] |
vriend. |
|
|
Ot |
|
[ |
|
] |
een' liever' |
[ |
] |
|
K2 |
|
[ |
|
] |
vriend,* |
263 |
Ha |
α |
Foeij! |
hoe waggelen |
mijn' |
|
sinnen; |
|
b |
β |
Oeij! |
daer waggelt |
[ |
] |
vermoeijen; |
|
hH |
|
O |
[ |
|
] |
vermoeijen |
|
hH-Ot |
|
Oeij! |
[ |
|
] |
vermoeijen; |
264 |
Ha |
α |
Tesselscha, om |
|
tijd |
te winnen, |
|
|
b |
β |
[ |
] |
{tijd} |
[ ] spoeijen; |
|
|
b |
β |
[ |
] |
{wegh} |
[ ] spoeijen; |
|
|
c |
|
[ |
] |
tijd |
[ |
] |
|
|
[ondertekening en datering] |
|
|
H |
|
Constanter. | Hag. 12.a 10bris. 23. | Om den deun. |
|
hH |
|
[ontbreekt] |
|
|
hH-Ota |
|
Constanter. | 1623. Decembris. |
|
|
b |
|
1623. |
|
|
Ot |
|
mdcxxiii |
|
|
|
[Toegevoegde tekst]
Hier wordt alleen de tekstgeschiedenis in de lijn Huygens gegeven. Hooft heeft van de oudste versie van de tekst (H) een afschrift gemaakt, voor het laatst uitgegeven in de editie Tuynman en Van der Stroom. (Zie onder Uitgaven.) |
| |
| |
hH-Ot |
|
In hH-Ot noteerde Huygens onder het gedicht een regel uit Ovidius:
Non lecta est operi, sed data caus*s*a meo. Ouid. |
|
|
Op fol. 66r van hH schreef Huygens in de fase van de voorbereiding van de kopij voor de Otia een aantal regels uit het antwoord dat Hooft op zijn gedicht had geschreven. Huygens leidde deze regels in met een tekst waarin hij naar mijn indruk onmiddellijk varianten aanbracht. Ik druk hier Huygens' inleiding af in de drie stadia die ik in het ontstaan ervan kan onderkennen: |
|
a |
Ick beklage de <*M*>>Beminners van 't dichten dat haer de | Heere Drossart Hooft de Antwoord onthoudt die ick | wete bij hem hier op *gemaeckt* te zijn, hoewel ickse uijt | sijne gunste niet meer <oft> hebben konnen te sien komen als | dit Slot van alles: |
|
b |
[Ick beklage de Beminners van 't dichten dat haer de | Heere] Drossard [Hooft de Antwoord onthoudt die ick | wete bij hem hier op *gemaeckt* te zijn,] daervan ickself uijt | sijne gunst [niet meer hebben konnen te sien komen als | dit Slot van alles:] |
|
c |
[Ick beklage de Beminners van 't dichten dat haer de | Heere Drossard Hooft de Antwoord onthoudt die ick | wete bij hem hier op] gespeelt [te zijn,] hebbende [ickself uijt sijne gunst] daervan [niet meer] <hebben> <konnen te sien komen> [konnen te sien] komen, [als | dit Slot van alles:]
Na deze inleiding volgen uit het gedicht van Hooft:
<S>>Zoetgies, toef wat, noch een woor<t>>djen,
Ick v bijten moet in't oortjen,
Dat mijn hoofjes rammelrad
Schoontjes, schier, vergeten had;
Spreeck je 't Meisje blondt van ha<re>>eren,
Past voor al<l> haer te verkl<ar>>aeren,
Klaerder dan ghij 't mij bediedt,
Vastaert oft ghij't meent oft niet, |
|
|
Onder deze regels van Hooft herhaalde Huygens regel 263 uit zijn gedicht, nu in kapitalen, en tussen twee lijnen:
oey! daer waggelt miin vermoeyen. |
|
Ot |
|
In de inleidende tekst verschijnen in Ot komma's achter dichten (r. 1) en onthoudt (r. 3). Behoudens spelling en typografie is deze inleiding gelijkgebleven aan de versie van hH-Ot.
Hoofts vers kent de volgende variatie in Ot: (r. 1) woordjen |
K1 |
|
De inleidende tekst voor de versregels van Hooft werd:
Slot-regel vande Antwoord vanden Drost Hooft op het voorgaende. |
|
|
De herhaling van r. 263 aan het slot kwam te vervallen. |
|
-
eindnoot1
- Zij was de dochter van Cornelis van Campen en Catharina Queeckel, zij woonde in de Warmoesstraat te Amsterdam. Ze overleed voordat haar huwelijk, met een ander dan Huygens, kon worden voltrokken en werd op 13 mei 1626 begraven (zie: Proeven ii, p. 108 en 111).
-
eindnoot2
-
Proeven ii, p. 108-144; Tuynman en Van der Stroom, nummer 196.2.
-
eindnoot3
-
Proeven ii, p. 109; Smit 1980, p. 115; Smits-Veldt 1994, p. 49-50.
-
eindnoot5
- Mieke Smits-Veldt (1994, p. 49) noemt het ‘dit nogal zelfgerichte rijmvuurwerk, dat toch meer een uitdaging leek tot weer een literair spel dan dat het blijk gaf van serieuze gevoelens.’
-
eindnoot7
- Van Tricht 1976, nr. 204. Huygens ontving deze brief in Londen op 10 maart 1624. Van Trichts transcriptie van het jaartal is onjuist. Bovendien luiden r. 4 en 5 in het handschrift (uba 28 O): ‘het gedicht van de coelte tegen Vier en vlam’ (de coelte tegen is in de linkermarge bijgeschreven).
-
eindnoot8
- De suggestie in Proeven ii, p. 126 onderaan, dat dit anagram op te vatten zou zijn als ‘kap(pe)n em(encl.hem)= elimineren hem (de naam)’ moet als te spitsvondig verworpen worden.
|