[45] Nemo sibi
Commentaar
In dit zesregelige versje combineert Huygens parafrases van citaten uit Persius, Horatius en Martialis tot een syllogisme dat hij in de laatste twee regels verrassend besluit.
Door de viermaal herhaalde anafoor ‘Tschijnt dat men niet en’ binnen overigens vier parallel gestructureerde zinnen, bereikt de dichter een maximale spanning tussen de werkwoorden ‘leven, weten, eten en zien’. Deze verba lijken noodzakelijkerwijs van elkaar af te hangen, uit elkaar te volgen.
Via de stijlfiguur van de ‘versus rapportati’ in regel 5 waar eerst de genoemde vier werkwoorden worden opgesomd en pas in de tweede helft van het vers in een parallelle reeks van een (voorzetsel)bepaling worden voorzien, leidt de dichter zijn als een retorische vraag geformuleerde conclusie in. Leeft men niet door elkaar, weet men niet voor elkaar, eet men niet met elkaar, is men niet bezorgd (‘sien om’) om elkaar, waar leven, eten, zien en weten van anderen (dus niet van elkaar) afhankelijk zijn?
Het antwoord kan alleen bevestigend zijn. Aldus vormen deze zes regels Huygens' bewijs voor de spreekwoordelijke stelling: ‘Nemo sibi nascitur’ (Niemand wordt voor zichzelf geboren) waarvan de eerste twee woorden de titel van dit vers vormen.