[23] Grilligh trilligh Trilloos kindt
Commentaar
Lucretia van Trello wenste niet als een van de ‘verlepte roosjes’ uit gedicht [22] beschouwd te worden. Haar protest - blijkbaar in dichtvorm - wordt in dit speelse vers door Huygens beantwoord. In zijn weerwoord zegt hij dat hij dat gedicht geschreven heeft om een meisje te prijzen. Als hij al van een ander kwaadgesproken zou hebben, dan was dat bij wijze van vergelijking. Niet om iemand te beledigen. Elke man verzint leugens om zijn lief of zijn vriendin te beschrijven. Vanaf r. 30 tot 64 volgt dan, in dialect, zo'n gelogen (komische en petrarkistische) beschrijving.
Aan het slot van dit antwoord herhaalt Huygens dat hij het gewraakte vers schreef ‘Om en meijsgen te bestieren Die me [...] Meer behaeght/ Die ick Liever sie/ as alden dach’ (r. 95-98). Ter nadere precisering voegde hij later aan deze passus vier regels toe. De laatste twee ervan (‘Dien ick lieff heb met en maer, Niet as vrijster maer as Caer.’ r. 101-102; d.w.z.: ‘van wie ik houd, maar dan niet als geliefde maar als goede vriendin’) verwoorden duidelijk zijn nieuwe verhouding tot Dorothée van Dorp.