Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 349]
| |
Appendix | |
[pagina 351]
| |
1 Lofdichten op 't Costelick Mall en Batava Tempe (Middelburg 1622)(aant.) | |
[pagina 353]
| |
[1] Aen den leser, Soo op het Costelick mal, Als op het Voor-hout van 'SGraven-haghe, van d'heere Constantin Huygens.Hier coomt een nieuwe Swaen met onghemeene pennen,
Hier coomt een hoogher gheest door onse landen rennen;
Hier spreeckt men hoofs en Haeghs: Gae by, ô domme jeucht,
Gae by, die kunste mint, hier is gheleerde vreucht.
5[regelnummer]
'tZy dat ghy wenscht te sien de wijt-beroemde Linden,
En poocht, oock in het hoff, een ander hoff te vinden,
'tZy datje kennen wilt het zeer van onse tijt,
En watter dient ghedaen, en watter dient ghemijt:
Off dat misschien de gheest u vordert aen te schouwen
10[regelnummer]
De dracht van nieuwe mans, de pracht van jonghe vrouwen,
Dat wonderlicke craem, dat seldsaem poppe-goet,
Dat Costelicke mall, dat hinderlicke soet,
De randen om den arm, de banden om de leden,
De koorden sonder aert, de boorden teghen reden,
15[regelnummer]
De vouwen in den rock, de fronsen in den brouck,
De rimpels in de kraech, de ployen in den douck;
Wie kentet altemael? veel ongehoorde dinghen,
Die uyt het dertel hoff in alle steden dringhen;
Coomt leest dit nieuw ghedicht; doch met een rijpe sin,
20[regelnummer]
Want (vrienden letter op) hier steken kruymen in.
Hier is gheen lary-kouck voor sacht-ghewiechde menssen,
Maer mostert opte vis, en peper opte penssen;
Hier is een amper-vocht, dat in de roove snijt,
Hier is een manne-wijn, die opte tonghe bijt.
25[regelnummer]
Hier moet de Leser doen, gelijck de kieckens drincken,
Dat is, op yder woort een ruyme wijle dincken;
Hier moet de Leser doen, ghelijck het schaepjen eet,
Dat nimmermeer en swelcht, als nae den derden beet.
Roupt yemant onder dies; Het schrift is al te duyster.
30[regelnummer]
Ick roupe wederom; Het is sijn rechte luyster.
| |
[pagina 354]
| |
Denckt dat het beste graen leyt midden in de schoof;
En dat de rijpste druyf schuylt in het dichtste loof;
Denckt dat een wijse pen, tot alle vijse dinghen,
Tot vreemde lymery, moet nieuwe slaghen bringhen;
35[regelnummer]
Maer dat noch boven al, soo denckt, ô weerde vrient,
Dat niemant in het hoff met open schotels dient.
f.c.
|
|