Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 344]
| |
[118] Aen mijne vrinden in Zeeland(aant.)
nachtegalen, helle kelen,
Stercke Luijten, snelle velen,
Die de mijn' van schimmel-klamm,
Van verwesen tot de vlamm,
5[regelnummer]
Van versleten in de motten,
Van vergeten in 't verrotten
Hebt verheven en verstelt,
Dats'er noch af wordt gemeldt
(Al mis-staet mij 't eighen stuijten)
10[regelnummer]
Onder middelbare Luijten,
Luijten die men gaeren terght
En het niewe Liedgien vergt.
Vrinden die mij t'uwen luijster
Uijt het onbenijdde duijster
15[regelnummer]
Hebt getogen daer ick sta,
T'aller tongen ongena;
Daer ick, verre buijten 'tgrijpen
Van 'tmoedwillige begrijpen,
Van mijns meerders quaps verwijt,
20[regelnummer]
Van mijns minders quellick spijt,
Beide 't Kostelicke mallen,
En 'tVoorhoutsche wandel-kallen,
Met de waerheid die ick daer
Hebb geslingert bij den haer,
25[regelnummer]
Binnens lipps kon overmommlen,
Sonder mij te laten trommlen
Bijder straet, aen Kerck en Poort,
Als een' niewe wan-geboort.
Vrinden, evenwel noch Vrinden,
30[regelnummer]
Die mij maer te wel besinden
Doe het smooren van mijn' geest
Vrinden gonste waer' geweest,
Noch aenvaerd ick 'twel-genegen
Overvrindelick bewegen
35[regelnummer]
Van 'trecht ronde Zeewsch gemoed;
| |
[pagina 345]
| |
Bij de meening acht ick 't goed,
En de gunst-gemeende schade
Voor genadigh' ongenade,
En de weldaed sonder daed
40[regelnummer]
Om 'twel-willen nemmer quaed.
Voor die daed en beter willen,
Daer ghij mijn' misvallen grillen
Med' gevroevrouwt, med' geluert
Door de Wereld hebt gestuert,
45[regelnummer]
Kenn ick schuld van lange Jaren,
Zedert ick de Noorder baren
Uijt den Westen oversagh,
En verbonden balling lagh
Daer mij verr verscheiden kommer
50[regelnummer]
Van der Musen louwe lommer
Hadd vermoddert in den poel
Van 'tbesmoddert Hoofs gewoel.
Voor die schuld, soo heet om koelen
Dat mijn hert sengt aen 'tgevoelen,
55[regelnummer]
Vind ick na den langen dagh
Van uw minnelick verdragh
Onder mijn' verdufte schatten
Geen' betaling, of de Ratten
Klagen voor haer' jongeren
60[regelnummer]
Over nood van hongeren,
En vervolgen mij voor dief
Van haer eigen tand-gerief.
'Kgae se niettemin ontrieven,
En haer avond-mael ontbrieven
65[regelnummer]
En ont-Inten haer' onbijt:
Siet de brocken gaen sij quijt
Die ick uwe gunst moet vergen
In de schaduwen te bergen
Daer de rest van eener leest
70[regelnummer]
Zoo ter schaduw heeft geweest.
Vindt ghij dan de regel-tippen
Hier uw' ademen t'ontslippen,
Daer te stuijten eer ghij docht
Dat de voet-maet waer' vollbrocht,
75[regelnummer]
Vindt ghij onderbleven Rijmen
| |
[pagina 346]
| |
Diermen sess aen seven lijmen
En voor een doen gellen souw
Die ten nauwsten tellen wouw,
Vrijdt mijn' Penne van 'tverwijten,
80[regelnummer]
En verhaelt het op het bijten
Van mijn' gasten die voortaen
Na den vasten-avond gaen.
Maer sal oock mijn spa betalen
Sijn' vergeving bij u halen?
85[regelnummer]
Ja het, mijn vertrouwen leit
Op de Zeewsche soeticheid.
Schoon men wille mij verraden
En met woecker-loon beladen,
'Kstae den vrecksten maner schoon,
90[regelnummer]
'Ksegg hem, Hier is woecker-loon;
Emmers, Vrinden, all' de duijten
Die mijn' rekening hier sluijten
Zijn all' Duijten uijt de Munt
Die ghij 'tgelden hebt gegunt,
95[regelnummer]
Maer die eerste stempels dragen
Meest maer tweederhande slagen
Zoo wat Vroeds, en zoo wat Mals,
Hier is beid, en noch van als.
Constanter. Hag. 26a. Mart. 1625. |
|