Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
[74] Aen de selve, onder Trouw.(aant.)
tesselschade,
Die uw' Gade
Niet te spade
Niet te vroegh
5[regelnummer]
Hebt gevonden,
En verbonden
Van de wonden
Die hij droegh.
Weest te vreden
10[regelnummer]
Met de reden
Die mij heden
Seggen doet,
Bruijlofts lusten
Laet mij rusten
15[regelnummer]
Daer ick rust en
Rusten moet.
Stuersche buijen,
Die sich ruijen
Tegen 'tSuijen
20[regelnummer]
Tegen 'tWest,
Hoor ick schreewen
Door het Sneewen,
Somer-spreewen,
Houdt uw' nest.
25[regelnummer]
Swacke leden
Moe geleden,
Moe gestreden
Tegen 'tmess
En de slagen
30[regelnummer]
Van de plagen,
Doen mij klagen
Dit's mijn less.
Hadde Sonn en
Lucht begonnen
35[regelnummer]
Weer te gonnen
'Tsoet gelacch
Vande hagen,
En te tragen
'Twintrigh jagen
40[regelnummer]
Vanden dagh.
'Kwaer' geschapen
Uw' beslapen
Te begapen
En uw' feest,
45[regelnummer]
En het proncken
Van uw' loncken,
Tot ontfoncken
Van mijn' geest,
Maer 't benijden
50[regelnummer]
Deser tijden
Moet ick lijden
Met geduld.
'Tsijn geen' treken
Om te wreken
55[regelnummer]
Woord te breken
Sonder schuld.
Oh! hoe vliegh ick,
Hoe bedriegh ick,
Hoe beliegh ick
60[regelnummer]
Mijn gemoet!
'Kwilder wesen,
Alle vreesen
Sijn geresen
Uijt mijn bloed:
| |
[pagina 254]
| |
65[regelnummer]
Swackheit, lijden,
Winter-tijden
Die ick mijdden,
Staet van kant,
Wech vervaren
70[regelnummer]
Voor het baren
Vande baren,
'Kwill van land.
Gae ick? stae ick?
Neen ick, ja ick;
75[regelnummer]
Emmers gae ick;
Neen ick noch;
Ja ick, meen ick;
Weer versteen ick;
Gae ick? neen ick:
80[regelnummer]
Ja ick toch.
1623. |
|