Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
[11] Ps. 114.(aant.)Doe Israël vrij uijt Egypten trock,
De kinderen van Jacob 'tsware jock
Des vreemden Volcx verlieten,
God stelde sich in Juda prijs en eer,
5[regelnummer]
Werdt selver Vorst, werdt selver Prins en Heer
Van sijn' Israëliten.
De Zee sagh't aen, en vloot van stonden aen
Te ruggewaert, de loopende Jordaen
Werdt ruggeling gedreven.
10[regelnummer]
Daer werdt gesien de rotsteen springen op
Gelijck een ramm. Daer saghmen bergh en topp
Als lammeren staen beven.
Hoe quam het Zee dat ghij van stonden aen
Te rugge vloot, ghij loopende Jordaen
15[regelnummer]
Werdt ruggeling gedreven?
Wat saghmen U rotsteenen springen op
Gelijck een ram, Wat hadt ghij bergh en topp
Als lammeren te beven?
Voor 't aengesicht des Heeren die daer leeft,
20[regelnummer]
Godt Israels, die alles doet en geeft,
Moet heel de werelt schroomen,
Voor 't aengesicht des wonderlijcken Godts,
Die uijt een steen, die uijt een drooghe rots
Rivieren dede stroomen.
1619 |
|