Nederlandse gedichten 1614-1625. Deel 1. Teksten
(2001)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
[12](aant.)Wij vloden al verbaest. Het schrickelijck paer slangen
Toogh naer Laocoon en { hebben } eerst omvangen
Toogh naer Laocoon en { heeft voor } eerst omvangen
Sijns kindren cleijne lijff en jammerlijck gecnaecht.
Den Vader diese sach en geeren had verjaecht
5[regelnummer]
Werdt datelijck gevat met lang { gestreckte } ringhen
5[regelnummer]
Werdt datelijck gevat met lang { geschubde } ringhen
Die twee mael om het lijff, om den hals tweemael ginghen,
Noch staken evenwel haer hoofden over 'tsijn:
Hij tot den haer-bandt toe vol etter en fenijn
Spant beij sijn handen cracht om sich den cnoop t'onbreken,
10[regelnummer]
Doet een verschrickt geschreij door locht en wolcken breken,
Als den gequetsten stier, die de bijl met gerucht
Vanden hals heeft geschudt, en vanden autaer vlucht.
Virg. AEneid. 2. Cal. Maijs 1619. |
|