5 17 01 1608 Ged., dl. 1 p. 2
Psalm 23
1608aant.
[1] Zoals een herder zijn schapen weidt, zo weidt de Here mij, nu kan ik rustig grazen, ik heb niet meer te vrezen. (1)
[3] De almachtige Vader doet mij nederliggen in grazige weiden en hij voert mij aan rustige wateren. (2)
[5] En ook verkwikt de Vader nu mijn ziel, Hij voert mij nu langs wegen van gerechtigheid. (3)
[7] Zelfs niet dan zou ik vrezen, al ging ik in een dal vol schaduw, want Uw staf vertroost mij. (4)
[9] Gij richt een rijke dis voor mij aan voor de ogen van de vijand en ook zalft Gij mijn ?geschonden slapen. (5)
[11] En de goedertierenheid van de almachtige God zal mij niet verlaten, maar ik zal altijd verkeren in Zijn tempel. (6)
Einde.
11 jaar.
In de marge bij
vss. 1-2: 13 januari 1608.
vss. 3-4: 14 januari 1608.
vss. 5-6: ** januari 1608 's avonds.
vss. 7-8: 15 januari
vss. 9-10: 16 januari 1608.
vss. 11-12: 17 januari 1608.