Korenbloemen(1996)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Anna Roemersdochter Visscher aan Huygens, en een antwoord. Februari-maart 1619 Anna Roemers aan de Muzen Helaas! Voogdinnen van mijn eerbaar zoete lusten, ik moet, helaas, ik moet, gedwongen van de nood, uw zelschap laten, ach! doordien de leide dood mij schielijk heeft ontrukt waar hart en ziel op rustten. 5[regelnummer] Uw aangenaam gekweel, dat mij zo lieflijk suste in goed-vernoegens slaap: daarvoor wordt in mijn schoot de huiszorg nu gestort, die zwaarder weegt als lood. Wie had toch dat gedacht toen ik u laatstmaal kuste! Maar zo uw goedigheid meelijen heeft met mijn, 10[regelnummer] beveelt dan ernstelijk uw brave Constantijn, uw liefste voedsterkind, dat hij aan mij laat weten, ten minsten eens per maand, wat deuntjes dat gij neurt, en wat op Helicon al zoets en nieuws gebeurt: zo zal ik denken dat ik nog niet ben vergeten. De Muzen aan Anna Roemers (antwoord) 15[regelnummer] Neen, Anna, dat 's geen deeg. Het moest u beter lusten. Wij smaken uw verdriet, wij kennen uwe nood, maar daarin is 't niet al. Een moeders rijpe dood laat straks geen dochter toe in leegheid lui te rusten: nooit was er druk die tijd en rede niet en susten. 20[regelnummer] Zoudt gij u zo terstond uit onze voedsterschoot vervoeren, onder schijn van huiszorgs wichtig lood? Dat was de mening niet toen wij u laatstmaal kusten! Wij geven u één maand, maar langer geen termijn, dan roepen wij u thuis. Wat aangaat Constantijn, 25[regelnummer] die was hier nooit bekend, veel min dat hij zou weten wat men op Helicon speelt, veelt, zingt, springt of neurt. Komt en beziet het zelf wat dat er nieuws gebeurt: wie zelden wordt gezien, wordt lichtelijk vergeten. Vorige Volgende