Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3,81 MB)






Editeur
J.A. Worp



Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687

(1917)–Constantijn Huygens

Vorige Volgende

6858. J. de Huybert. (H.A.)

Mijne vrienden val ik niet lastig met mijne particuliere zaken. Maar nu mij in een brief van den Prins aan de Gecommitteerde Raden van Zeeland zulke harde dingen zijn toegevoegd1), kan ik toch niet zwijgen. Op hun bevel heb ik twee brieven aan Z.H. geschreven. Ik ben steeds een trouw aanhanger van het Huis van Oranje geweest en heb daarvoor loon, noch dank begeerd, hoewel mij dat dikwijls beloofd is, ‘maer dat mij nu onloon en ondanck in mijnen ouderdom buiten mijne schult soude komen te bejegenen, soude mij vrij wat secretelijcken doen ommesien’. Ik zal mij echter niet verantwoorden; de Gecommitteerde Raden zullen schrijven en voor mij is mijn geheele leven eene verantwoording. Al de stukken gaan hierbij; wees gij mijn rechter. (Oct. 1672)2).

1)
Het zijn twee brieven van de Gecommitteerde Raden aan den Prins, waarin zij er op aandringen, dat hun zal worden toegestaan, Spaansche troepen toe te laten voor de verdediging van Zeeland. Verder een brief van den Prins, die dat verzoek afwijst en zich zeer bar uitlaat over den secretaris, die den brief heeft geschreven, en dien wij sinds lang ‘als een onverstandich en malicieus mensche gekent en geconsidereert hebben’, en ten slotte een brief van de Raden aan den Prins, waarbij zij alle schuld op zich nemen, daar de brief in hunne vergadering is goedgekeurd.
2)
De brief mist plaats, datum en jaartal, maar Huygens teekende er op aan: R. 8 Oct. 72.

Vorige Volgende

Over het gehele werk

over Frederick van Dorp

over Jacob Westerbaen

over Petrus Francius

over Anna Maria van Schurman

over Friedrich Spanheim