Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687

[p. 83]

6316. Aan den raad van den prins. (H.A.)

Mij is lief om sien by U. EE. schrijvens van den 25^en Julij¹⁾, dat ontrent de conventien met de laeste fermiers van Orange gesloten niets en werdt gevonden, daermede sij sich tegen S. Hooch.^t souden mogen behelpen aengaende de figuren van de munte, die sooveel aenstoots in Vranckrijck hebben veroorsaeckt. Niettemin light mij in 't hooft, dat voor desen in den Rade ijets, oft bij ordre, oft ten minsten bij conniventie toegestaen is geweest, dat de Fransche lelijen seer naer was gelijckende, ende meen ick, dat daerop slaet hetghene mij gedenckt de H.^r de Lubieres in sijne deductie voor het recht van S. Hooch.^t tot verdediging van soodanige figuren heeft gesustineert, namentlick dat men in de Munte niet anders als de oude stempels en hadde gebruijckt, in dewelcke geene lelijen, maer een soort van losse en ongebondene fleurons waeren te sien. Ende gelijck ick wel wete, daerin doemaels geen gevallen te hebben gehadt, soo ben ick alsnoch met U. EE. van gevoelen, dat men met de munte rond ende klaer behoort te gaen, ende alle sulcke redenen van jalousie ende opspraeck van Fransche zijde te vermijden, hoewel in der daet geen vreemd oft naburigh Prince toe en staet sich daervan wijders als bij een descri in syn eigen land te ressenteren, waerop U. EE. sullen gesien hebben, dat ick altoos hebbe geinsisteert. - Belangende de acte van seau privé alhier bij mij vervolght, sal het U. EE. gelieven bij mijne depesche aen haere Ho.^t te sien, hoe dat ick die van de voorgegevene 300000 ℔> tot op de volkomene somme onser twee capitalen hebbe uijtgewrocht²⁾, sulx men hier van eersten aen seer desperaet gestelt zijnde, hope ick, dat haere Ho.^t ende U. EE. eenigh genoegen sullen willen nemen in de geringhe debvoiren by mij daertoe aengewendt, zijnde hiermede beide schulden niet alleen solemnelyck geagnosceert, maer oock in soodanighen staet gestelt, dat se door den heere thresorier, des machtigh zijnde, altoos konnen werden betaelt, sonder eenighe naerder ordre daertoe noodigh te hebben. Ick bidde God U. EE. te segenen met alle voorspoed ende blyve .... Londen, 1 Aug.^ti 1664.

1) No. 6312.

2) Bij de papieren is het afschrift van een bevel des Konings, ‘that you forthwith prepare a Bill fit for our Royall signature to passe our Privy seal, warranting and authorizing the Treasurer and Under-treasurer of our Exchequer for the time being out of such moneys as at present are or shall be remaining in the receipt of our Exchequer, to pay or to cause to be payed the summe of fifty three thousand and ninety pounds sterling to the Sieur Constantin Huygens, Knight, Seign.^r de Zuylichem, deputy’..... Het stuk is van 15 - dus 25 Juli n. st. - en onderteekend door Bennet. Een ander stuk handelt over 40000 £, ‘the mariage portion of our dearest sister, the late Princesse of Orange’.
De hier genoemde sommen komen echter in het geheel niet overeen met die in den brief.