Briefwisseling. Deel 6: 1663-1687
(1917)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend6302. Guiran. (H.A.)Ik heb den heer de Bezons bezocht, zoodra hij te Parijs kwam. Wij spraken over Itier, waarover wij het niet eens waren, en over het gevangen nemen van den heer Sauzin, waarover wij het eens werden. Dat was ook het geval met sommige bevelen van Bedarrides, met zijne behandeling van den heer de Beaufain, maar niet over Beauregard, die door hem geprezen werd. Wat de Munt betreft, geloofde hij, dat de Koning het besluit wel zou intrekken. Wij spraken ook over het jongetje, dat gegeeseld is. Hij heeft den vaandrig verboden, iemand uit de stad op het kasteel toe te laten onder voorwendsel, dat hij soldaat is. ‘Il me demanda ensuite en riant si je ne disois rien contre la dam.le de Redonnet, et je lui dis de mesme en riant qu'il ne me sieroit pas bien a l'aage de vingt cinq ans de faire de plaintes contre des femmes, mais que je priois de se souvenir de celles qu'on pouvoit lui avoir fait a Orenge’. Hij gaat spoedig naar Fontainebleau en ik verzocht hem toch vooral aan de ministers te zeggen, dat onze klachten gerechtvaardigd zijn. Ik ga ook naar Fontainebleau en zal hem daar weer opzoeken. Den heer de MartinonGa naar voetnoot3), dien ik sprak, zeide ik, dat het gedrag van Beauregard zoo min was; hij was zeer verwonderd en meende, dat de verhouding nu goed was. - Bedarrides heeft iemand beschuldigd, maar de Bezons heeft hem gezegd, dat hij met zulke wraaknemingen moest ophouden. A Paris, ce 8e Juillet 1664. |
|