Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5968. Aan den raad van den Prins. (H.A.)aant.Bij mijne tegenwoordighe depesche aen Haere Ho.t ende de wydloopige bijlagen van Orange gekomen sullen U. EE. sien, hoe het aldaer met de rekeningh van Beauregard is afgeloopen, tegens de hope, die hij uijt alle sijne vuijle machinatien hadde geschept. Haere Ho.ts acte ten behoeve van de fermiers, | |
[pagina 502]
| |
die ick over drij dagen derwaerts hebbe gesonden, sal daerop niet qualick te passe komen, hoewel men niet sonder vreese en kan zijn, siende hetghene dien listighen mensch wederom op niews door authoriteit van den commandeur de Gaut heeft weten te weghe te brengen; sulx dat mij strecken sal tot een' ampliatie van de gerechtighe klachten, die UEE. sullen sien, dat ick aen den heer le Tellier over alle dese onlijdelicke indrachten ende violentien bij provisie schriftelijck hebbe gedaenGa naar voetnoot1). De vrouwe hertoginne van TremouilleGa naar voetnoot2) ende andere hebben mij nu en dan gesproken van een partije papieren toekomende den Huijse de la Chambre, welcke men oordeelt, tot ons groot prejudicie in andere handen als de onse te sullen vallen, gelijck men seght, daernaer van verscheiden zijden werdt getracht. Endtelick ben ick soo verre geraeckt, dat de predicant van FontainebleauGa naar voetnoot3) wederom uijt den name van ged.te vrouwe hertoginne met mij dienaengaande is komen spreken, medebrengende de specificatie van gemelte papieren, daervan copie hiernevens gaet met twee andere stucken daertoe specterende, soodat men nu klaerder daervan sal konnen oordeelen. Ick heb hem over eenighe daghen geseght, alles naer den Haghe te sullen senden, om te sien, wat staet daeraf te maken zij, wat diergelyx in onse archiven moge bevonden werden, ende waervoor men eyndtelyck soude konnen resolveren gelt te geven. Van daegh schrijft hij mij het briefken mede hiernevens bij copie, agerende, soo het schijnt, van goeder meeninge, ende mij waerschouwende van de haest, die der soude wesen om te resolveren. Het zijn advocaten, die alles in handen hebben, ende het Huijs van Orange meer als andere geseght werden genegen te zijn. Ick en hoore niet geern hetghene dese man schrijft van de enqueste, die op de stucken rakende Orange gedaen soude werden par un ordre d'en haut, gevende sulx veel achterdenckens in dese boose conjuncture, ende hij seght seer wel, qu'il y a lieu de craindre que la force ne fasse valoir le pretexte, daer wij, God beter t, al te vele exempelen van sien. Ick sal verwachten, dat U.EE. alles met haere Ho.t overslaende, mij gelieve te ordonneren, wat hierin sal te doen hebben. Lichtelyck sal de meest biedende voordeel hebben. Wij kennen de natie. Met de middelen van mijne subsistentie is het soodanigh gestelt, dat ick genootsaeckt ben de mutuo te leven, soodat ick U EE. te bidden hebbe, ordre daerin te willen helpen stellen door den H.e thresorier ArdeseGa naar voetnoot4), die mogelick wel geern sien soude, dat dese onkosten uijt de revenus van Orange gevonden wierden, als in der daet wel redelick waere, ende oock apparentelick voortaen wel sal konnen geschieden; maer dewijle men siet, dat sulx allenthalven met niewe traverssen verhindert werdt, ende dat de correspondentie van de fermiers in dese stadt residerende met haere geassocieerden ende soubsfermiers in Orange vele weken in over en wederschrijven is vereischende, soo konnen U. EE. wel | |
[pagina 503]
| |
oordeelen, dat mij geenssins gelegen kan wesen daernaer te wachten, maer dat, alle gemelte verhinderingen eens uijt den weghe zijnde, gelijck sich, God danck, de sake daernaer begint te schicken, de H.e thresorier alsdan lichtelick alhier ter stede sal konnen doen remboursseren de penninghen, die ick op sijn credit sal hebben getrocken. Sulx vertrouwende bij U. EE. in goede recommandatie gehouden te werden, bidde ick Godt, Mynheeren, U. EE. te zegenen met allen voorspoedt. Tot Paris, den 17en Nov. 1662. |
|