Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5806. Prinses Amalia van Oranje. (H.A.)Den brief aan den Koning, waarvan gij mij het concept hebt gezonden met het verzoek dien te schrijven, heb ik niet verzonden. Eene maand geleden heb ik den Koning geschreven aan het adres van den heer de Lionne met een begeleidend schrijven aan dezen. Het blijkt, dat men ons maar ophoudt en dat er allerlei geheimzinnigs in deze zaak is. Ook dat de praatjes van den heer d'Estrades, dat door de komst van den graaf van Dona in Frankrijk dat uitstel wordt veroorzaakt, belachelijk en beleedigend zijn; hij weet toch heel goed, dat Dona zich met de zaken van Oranje niet bemoeit. Die ‘zekere wetenschap’, waarvan de heer d'Estrades tegen u spreekt, is onzin. Juist hij werkt ons tegen met de Koningin van Engeland en den graaf van S.t Albans. Men heeft aan het Engelsche hof goed praten, dat wij zooveel haast hebben. Ik heb mij juist niet gehaast. Het voorstel over den gouverneur hebben wij gedaan, zonder er de andere voogden van kennis te geven; als het bekend wordt, is het niet mijne schuld. - Ik wil gaarne weten, wat gij den heer VialGa naar voetnoot3) gezegd hebt en wat gij schreeft in uw stuk, dat de Hollandsche gezanten den Koning zouden gevenGa naar voetnoot4). Z.M. heeft hun geantwoord, wat hij ook steeds aan u zeide. En nu moeten wij maar weer wachten. A la Haye, ce 10e May 1662. |
|