Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5675. J. Westerbaen. (B.M.)aant.Hout heb ick niet te koopen, evenwel soude ick niet naelaeten derwaerts te koomen loopen, om de vriendschap te omhelsen, die uwe Ed. my aenbiedt, maer ick heb over eenige daghen my wat kreupel gejaeght, dat ick noch niet | |
[pagina 349]
| |
al te wel te been en ben, ende overmorgen ben ick genoodsaeckt in den Haghe te komen, om eene comparitie te adsisteren, die om myn voorzegde ongemack acht daghen is gecontinueert geweest, en alsdan van my niet en kan werden geexcuseert, also deselve aangaet de erfgenaemen van zalige de vrouwe van BrandwyckGa naar voetnoot1), die ten deelen daerop in den Haghe leggen en wachten, tegen den heere van MontbasGa naar voetnoot2), die gaerne een stuck gelds soude hebben, daer hy sich soude mede laeten contenteeren, als 't groot genoegh was, als sich langer in een proces ingewickelt te zien, dat omtrent twintigh jaeren geduyrt heeft. Longa est injuria, longae ambages Ga naar voetnoot3), in welcken my ten hoogsten spyt, dat ick overmergen des van uwe Ed.s geselschap myneGa naar voetnoot4) portie niet en magh hebben, onder welck misnoegen eyndigende, ick altyds blyven sal ..... Den 17e Jan. 1661. De boeckverkoper heeft de vryheyd gebruyct over uw Ed.s dienaer van hem een packje mede te geven, waervan ick uw Ed.t een kleyn gedeelte van teruggezende; dit was noch al werck van den voorleden winter. |
|