Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5261. F. van Dorp. (H.A.)Gisteren was by my de fiscael van den Brodelet, bootschappende uyt den naem van de heeren ter amiraliteyt, ende naer voorgaende beklagh vraeghde, of wy ons souden vergenoeght houden, byaldien de gemelte heeren door gecommitteerden ter begraeffenis verschenen; daerop discoursen gevallen synde, bleeff hy van myn opini, te weten dat de heeren in corps behoorden te komen. Syn twede voorstellinge was, om te onderstaen, wat rang wy van sins waeren te geven aen t'gemelte collegi, waerop ick hem hebbe geantwoort met distincti, als ick UEd.t op eergisteren hebbe geschreven, zulckx hy hem dan oock wel liet bevallen, sodat ick hoope, dies aengaende sal contentement gegeven werden. Ick bidde, U Ed. gelive indaghtigh te wesen, de heeren als graef Willem ende zyn Ex.e van Brederode te versoecken; tot dien eynde was le maistre de cermonie, onsen neefGa naar voetnoot3), van de mergen tot U Ed.s huyse, doch vond U Ed. belett; byaldien U Ed.t soude nodigh achten, dat cousin medegingh, kunt U Ed.t hem ontbieden. Bleyft een bedencking over, of men het paert niet sal coiferen met een fluwele chaproen, ende of dat geen consequenti soude behooren te maken om een klijn flu[w]e[l]en kleet op de kist boven het laken kleet te leggen, ende zulck om wat te approcheren ontrent de cermonie van den uytvaert van wylen de heer van der LeckGa naar voetnoot4), die met dry paerden, het laeste heel in fluweel bekleet, is ter aerden gebraght. Byaldien UEd. t ze[l]fde bedenckelicke oordeelde, gelieft UEd.t sulckx met de heer van Brederode eens te overleggen. De suster weduwe Ga naar voetnoot5) is van myninge sestien quartieren te laten | |
[pagina 161]
| |
voordragen, t'welck, behalven overvloedigh ende ongebruyckelick, op de begraeffenis van wylen den hoffmeesterGa naar voetnoot1) niet is gedaen, ende nadien t'zelfde concerneert de geboorte, daer sy malcanderen in eens waeren, behoort alsnu dies aengaende niet meerder gedaen te werden. Om niet tot langhwyliger propoosten [te vervallen,] als de ordonnarisse occupatien tussen 12 ende 1 wel mogen lyden, sal ick het hierby latenGa naar voetnoot2). |
|