Briefwisseling. Deel 5: 1649-1663
(1916)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend5260. F. van DorpGa naar voetnoot9). (H.A.)aant.Ik ben geprevenieert door de vrypostigheyt van de neef LouisGa naar voetnoot10), die met de heer van Brederode in gespreck is geweest over ons concept belangende de begraeffenis ende den rang van de heeren Edelen. Syn Ex.e gevoelen was, dat de gemelte Edelen den voorgang in de langen rouw moesten hebben voor | |
[pagina 159]
| |
het collegi van amiralityt, also den broeder saliger uyt midden van haer was gecommitteertGa naar voetnoot1), op wien dat de Staten Generael genootsaeckt waeren commissi te doen depescheren, ten waere wettige redenen van recusatie; dat oock dezelve heeren Edelen privative, sonder de Generaliteyt te erkennen, macht hadden haere gecommitteerden ter amiralityt t'haeren welbevallen te rappelleren. Hoe verde dese redenen mogen gelden, dunckt my, dat ons niet vry staet te examineren, terwyle dat t'zelfde zulckx wert begrepen en verstaen, ende dat men die heeren naer haer verstant sal moeten involgen. De amiralityten zullen die voorgang haer niet kunnen belgen, omdat die rang hier niet wert geexamineert secundum dignitatem, sed secundum proximitatem. Byaldien nu graef Willem van NassauGa naar voetnoot2) daer mede gelieft te verschynen ende goet te vinden, dat syn Ex.e naem de eerste wort geroepen van de heeren leden van de Staten Generael, so waeren wy onse serupulen te boven. Met dese preventi van de voorseyden neef conde ick my versteken van de occasi, om den gemelten heer van Brederode te bedancken ende verders te versoecken, als U Ed.t my geraden hadde, immers vooralsnoch so lang het lichaem van myn broeder onbegraven is. - Ick hebbe de pott ondeckt, hoe de desseynen onder de Edelen geformeert ende bekuypt syn. De heer van WarmontGa naar voetnoot3) doet groote instantien voor syn soonGa naar voetnoot4), om denzelfden te brengen ter amiralityt tot Rotterdam, ende geeft een groot verlett aen SterrenburgGa naar voetnoot5), also hy hem den heer van Brederode heeft af handigh gemaeckt ende den heer van Ocdam op syn zyde gekregen. RascourtGa naar voetnoot6) versuymt oock niet om te prevaleren, maer vint so veel faveurs vooralsnoch niet. Het ooghmerck van de heer van VeureGa naar voetnoot7) scheynt hem t eenenmael te ontschieten, also men onder de ridderschappen twe maximen observeert, het eerste, nymanden tot raet van Staten te promoveren, tensy hy is een litt van de ridderschap, het andere, dat geen twe broeders te gelyck mogen onder de Edelen beschreven werden. Myn myninge is, dit alles te blyven aensien ende bevorderen een occasie om te geraken tot jurisdicti, daertoe my heden weder een voorslagh is te vooren gekomen, also hetzelfde is een nodigh requisitum om gequalificeert te mogen wesen tot de beschryvinge. Ick wenste, dat of met den ousten broeders weduweGa naar voetnoot8), byaldien sy de heerlickheyt van Dorp voor haer kinders wilt blyven behouden, ofte met den hoffmeesters weduweGa naar voetnoot9), so men op haer soonGa naar voetnoot10) de voorseyde heerlickheyt soeckt te brengen, koste aen- | |
[pagina 160]
| |
gaen pactum de retrovendendo, opdat ick geen tyt moghte versuymen myn fortuyn te maken, ende aen een jurisdicti ondertussen te geraken, sonder geprecipiteert te werden tot myn schade; het waere maer een kaers ontsteken aen haer haert. Maer ick vrees, dat by byde de voorseyde susters sulcke winderige insighten syn met dese jurisdicti, dat sy haer niet wel tyt sullen geven, myn versoeck te considreren ende te begrypen. Doch wenste wel. dat dies aengaende een proef genomen wierde; daertoe verlange ick naer de komst van de heer van BaerleGa naar voetnoot1), hoewel ick myne, dat hy syn les so bequamelick niet sal kunne naeseggen als U Ed.t hem sout instrueren. Bidde derhalven, U Ed.t gelive sich te bedencken, of naer desen begraeffenis de suster t'zelfde soude kunnen door U Ed.t gepersuadeert werden. U Ed.t blyft noch all bouwen aen de fondementen, die U Ed.t hebt gelegt, ende daerom sult U Ed.t tuo jure mogen verwaghten de vrughten van U Ed.t eygen werck, wanneer ick meerder conditien ende credyt sal gemaeckt hebben als myn met (?) tegenwoordige fortuyn kan uytleveren ende ick te verwaghten hebbe a Mevio et TitioGa naar voetnoot2). |
|