Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend3094. J. de Knuijt. (H.A.)Na de ontvangst van uw brief is heden morgen ‘den geoctroyeerden by de Heeren Staten van Seelant attache van syn geoctroyeert waterwerck verleent. ..... Hierneffens gaat myn advys op de nominatie, die de kijsers van Middelburg ter veranderinge van de nieu aenstaende magistraet soo hebben bekuypt, dat de notabelste ende oudtste in regieringe, daeronder den burgemeester van de PerreGa naar voetnoot8), die Uw Ed. raedt hebben voorbygegaen, ende contrarie alle oude loffelycke practicquen, nieuwe sobere gequalificeerde, in comparatie van de voorn. uytgelatene, in derselver plaetse uyt de gemeente genomineertGa naar voetnoot9), alleen soo een yder oordeelt, om m.r Jacob LansbergenGa naar voetnoot10), doctor in de medecine, neffens d heer ThibautGa naar voetnoot11) die op syn beurte staet, burgemeester te maeken | |
[pagina 327]
| |
ende van de geheele dispositie van den magistraet ende jaerlycxe nominatie absolutelyck meester te blyven’. Ik heb daarover uitvoerig aan Z.H. geschreven. Er wordt gezegd, dat men nu ook besloten heeft, den heer BeckerGa naar voetnoot1) ‘uyt de regeeringe te laten vallen’. ‘Ter bekende negotiatieGa naar voetnoot2) hebbe hier te vergeeffs getracht eenige penningen op interesse te lichten, op onderbant van juweelen; als men [die] herwert haelde en my dee toecomen, soude wel een of twee hondert duysent guldens in de bancke van leeninge konnen gevonden werden, dan den intrest bedraeght wel ontrent 8 perc., dat alle dagen weder kan affgelost werden, ende dienthalfen wel een perc. weerdiger is als ordinaris intrest’. Middelb., den 6 Augusti 1642. |
|