Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644

2583. S. van Haersolte. (H.A.)

‘Wij syn hier ten hoechsten bedroeft, dat syn Hoecheit soe quaden wech gevonden ende soe laet toe Echten gecoemen is, ende dapper becommert over den wech, die d' selve int wederkeren sal dienen te neemen, synde de gepasseerde wegen uthnemende gebroecken door de menichte der wagens, sulcx dat niet wel moegelicken sal sijn, d'selve te passeren, tensij datt wij enighe dagen voort vertreck van Groninghen geadviseert sullen syn van den wech, die sijn Hoecheit believen wil toe neemen, waerom ik gedienstich versoeck, dat UEd. believen wil mij op Zwol, ende myn schoensoen, den drost van Vollenhove¹⁾, op Steenwijck [te] adviseren van den wech, die syn Hoecheit believen wil te neemen, kunnende den boede toe Steenwijck sich addresseren aen de magistraet aldaer, met d'welcke myn gemelten schoensoen daerover heft gecommuniceert, ende selfs tott Steenwijck sal koemen. Konde sijn Hoecheit van Coverden totten Hardenberg mett enighe wagen koemen, sol wel den herdsten wech syn, daervan d'heer Echten die beste kennisse sol hebben.’ Ik reken vast op nader bericht. Zwol, den 24^en Novemb. A.^o 1640.

1) Hidde van Voorst tot Hagenvoorde was drost van Haaksbergen, van Vollenhove en daarna van Salland; hij was gehuwd met Johanna van Haersolte.