Briefwisseling. Deel 3: 1640-1644
(1914)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend2447. J. DedelGa naar voetnoot4). (L.B.)aant.Ik ben weer gezond, maar als ik den raad gevolgd had van de dokteren, die ik geraadpleegd heb, dan leefde ik niet meer. Ik zou nu wel wat afwisseling willen hebben, maar ik kan niet weg wegens ‘de Groeningsche ende | |
[pagina 64]
| |
Omlandsche differenten’. Wij zijn benieuwd naar berichten uit het leger. ‘Terstont hebbe ick by mij gehad den advocaet van der MeerGa naar voetnoot1), my seggende, dewyle de heer van de Leck 5 ten 100 voortaen van t land trecken sal, dat wij oock niet meer van denselven heere sullen mogen genieten, of dat hij anders het capitael sal afleggen, en dat syn Hooch.t - t welck ick doch niet gelove - de penningen selfs op die of andere goederen, of een gedeelte derselver soude schieten. Ick hebbe hem geantwoord, dat hy dan reeckening moet maecken, dat wy alle sullen doen de renten lossen, doch dat ick uwe E. soude spreecken. Den advocaet de Jonge meynde, indien wy alle ons wilde thonen onse penningen in sulcken gevalle wederom te willen hebben, dat het dan so wel blyven soude. Evenwel moeten wij resolveren in omnem eventum; uwe E. believe mij so haest doenlyck is te schryven desselfs goetvinden; ick sal daermede handelen soo mij mogelyck sal sijn’Ga naar voetnoot2). |
|