Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639

2079. Hester Blaeu²⁾. (L.B.)aant.

Wilt gij schrijven aan den vorst van Holstein, opdat het tractement van het majoorschap, dat mijn man zaliger acht maanden lang bediend heeft, mij niet onthouden moge worden? Als kwartiermeester, welke betrekking hij veertien jaren gehad heeft, heeft hij toch ook al minder salaris genoten dan ieder ander, eerst 36 en later 50 gulden in de maand, waarvoor hij een paard en een knecht moest houden, zoodat er niet veel van overbleef. Hij heeft dan ook zijn moeders erfgoed en het mijne wel moeten opmaken. Andere kwartiermeesters, die eerst even weinig salaris genoten hebben, zijn later schadeloos gesteld. Wilt gij ook daarover eens spreken? In Uijtrecht, desen 12 April 1639.

2) De brief begint met: Monsieur mon cousin.