Briefwisseling. Deel 2: 1634-1639
(1913)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend1857. J. van DorpGa naar voetnoot1). (A.B.)‘Het particulier van onse retrette wt het landt van Waes aen U E te schrijven, acht ic onnoodich, wel wetende, dat U E niet dan al te wel daervan onderrecht bent; het is verdrietich, datter sooveel brave mannen gebleven sijn in t slick steecken; daer is noch geen seeckerheijt, of sij gevangen, ofte doot sijn. Ic ben, Godt loff, door schepen en schuijten, water en slick gisteren morgen op Liefkenshoeck geraeckt, heb ontrent negenenvijftich man van mijne compagnie hier, daer twee gewapende onder sijn, en bijcans de helft sonder, of met stucken van cleeren, alsoo sich vele met swemmen salveren mosten. Mijnen lieutenant wort gemist; indien hij doot is, wou ick wel, dat U E mij aen een goet officier conde helpen, en tot dien eijnde met neef GleserGa naar voetnoot2) eens daervan spraeckt; soodra ick eenige seeckerheijt heb, sal U E dat adverteren’. - Als wij naar eene andere plaats in garnizoen worden gezonden, hoop ik, dat het Bommel zal zijn. Liefkenshoeck, den 23 Junij 1638. |
|