Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634

837. Aan J. van den Burgh. (K.A.)aant.

Wat gij schrijft over Coenen is niets; de man leeft nog⁷⁾, maar ook al was dat niet zoo, dan was het toch niets voor u. ‘Ego enim, cui et existimatio tua et commoda semper cordi fuere, alio suspexi et ex ore Brederodij heroïs⁸⁾, cuius erga me affectum fortasse nosti, aut jam nosces⁹⁾, ex ore inquam pristini illius¹⁰⁾, sed nunc benignioris heri tui, sic edico, fore te illi a secretis, ut olim, et a consilijs, porro a rationibus privatis, quarum hodie tres faciunt collegium; quartus, frater Ploosij, nuper obijt et, ni fallor, loci non pudendi successionem tibi aperuit. Insero te huc igitur in potentem, illustrem et opulentam domum, et in ea re feliciter ut perennes candido affectu voveo. Insero, inquam, virtutis tuae surculos in nobilem illum florentem truncum, cuius ipsi, si nunc sapias, carpent tua poma nepotes. De stipendio mihi curae erit; jam nunc eiusmodi fore constituit, quale mihi visum erit, quin et caeteras conditiones, si velim, mei arbitrij fore. Vale et quam primum, ut haec ad palatum faciant, rescribe, nec non quam brevi citra incommodum tuum adfuturus sis. In castris Nielae ad Rurmundam, 18 Octob. 1633.

7) Zie blz. 424. - Coenen is 19 Dec. 1637 gestorven (vgl. Dagb., blz. 31).

8) Joan Wolfert van Brederode (1599-1655), heer van Cloetingen, Haeften en Herwijnen, was kolonel, sedert 1636 generaal der artillerie en sedert 1641 veldmaarschalk. Hij huwde Anna, gravin van Nassau, die hem tien kinderen schonk en in 1620 stierf. In 1638 hertrouwde hij met Louise Christina, gravin van Solms, eene zuster van Frederik Hendrik's echtgenoote.

9) Huygens was al als kind met de Brederode's bevriend (vgl. Autobiographie, blz. 31, 32).

10) Van der Burgh was in 1626 Brederode's secretaris geweest maar had het volgende jaar die betrekking opgegeven (zie blz. 226); thans wilde hij haar gaarne terughebben.