461. Aan D. Heinsius. (K.A.)
Erg graag wil ik u een genoegen doen en ik heb uwe Saksers hier ontvangen, maar moest hen met een praatje afschepen. Toch zal ik mijn best doen, dat zij bij den Prins worden toegelaten. Maar gij weet niet, hoe hier in het leger alle particuliere zaken moeten achterstaan bij de militaire. Waarlijk ik zal mijn best doen. Ad Sylv. Duc., 8 Aug.ti 1629.