Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634

413. Aan C. Barlaeus. (K.A.)

Spoedig zend ik u de papieren terug. Ook ik schrijf een gedicht op Piet Hein⁴⁾ en zal het u, wat den tijd betreft, afwinnen. Heinsius zal u mijn vers laten lezen. Hag. Com., 8 Cal. Decemb. (= 24 Nov.) 1628.

‘Addidi et Gallici sermonis aliquid⁵⁾ et, si dijs placet, Hispanici⁶⁾, cuius et Brosterhusium participem velim et, si ei videbitur, septentrionalissimum sesquipedalissimumque Van der Burghium.’

4) Nl. Remedium utriusque fortunae (vgl. Gedichten, II, blz. 203), den 20^sten November geschreven.

5) Het vers voor Schmelzing (zie blz. 241).

6) Het vierregelige versje Vala me dios (vgl. Gedichten, II, blz. 202).