Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend281. Aan J. BoreelGa naar voetnoot2). (H.A.)De conferentie tuschen den heer advocaet BoreelGa naar voetnoot3) ende mij gevallen hebbe ick van mijner zijde gefondeert op de bloote consideratie van den dienst van mijn Heere den Prince, oordeelende Sijne Ex.e daeraen gelegen te zijn, dat hij over de gelegentheit der saken ende persoonen van een verre gelegen provincie meer als van eener zijde moge worden onderricht; in 't selve gevoelen stae ick noch, ende aenvaerde seer gaerne de officien, die mij van UE. dienthalven voorgedragen worden, altijds met de restrictie van 't advoeu ende welgevallen van hoochgemelte S. Ex.e, diens bevelen ick geresolveert ben tot de allerminste preciselyck naer te komen ende hem oversulx mede ter gelegener tijd te verthoonen, welcker voegen ick met UE. in correspondentie getreden ben, sonder hem in 't minste te willen heelen, watter tuschen ons sal mogen passeren. Op den voet van dese cautele vertrouwe ick, UE. niet onaengenaem hebben zal met mij om te gaen, ende daerom staet te maken, dat ick gewoon ben ende mij amptshalven verbonden vinde, in alle rapporten man ende paerd te noemen. Waer ick voorts ten particulieren dienste van UE. ende de sijne considerabel zal mogen bevonden worden, will ick altijds thoonen te zijn ..... 20 Augusti 1625. |
|