Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend242. Dorothea van DorpGa naar voetnoot6).Song, Ick ben seer drouf geweest te verstaen uut UE brief, dat ghij niet wel en sijt, omdat ghij daer alleen sijt. Ick heet alleen, als men niet thuijs en is. Weest verseeckert, dat er een is, die Godt voor UE sal bidden. Schrijft mijn soo ras als ghij kunt, hoe t met UE is. Ermen song, al UE geest verteert UE vlees. Dat ghij wat plomper waert, of wat geck, het sou u gesonder weesen. Ick ben soo niet belaijen met UE sick sijn als daermee, dat ghij soo ras melancolijck sijt. Courage, songetgen, het sal wel weesen. De sorghe Godts is over ons allerweegen. Als wij maer kunnen vertrouwen en geloven, soo is t al wel. Godt de Heer wilt u bewae[ren] aen siel en aen lijf. Ick ben wel verwondert geweest, om die vremde tiding te hooren uut Eijngelant. Ick hebber mijn partiqueleere spequelacien op. Godt geeft, dat het mach uutvallen tot Godts naemens eer en vordeel van de kerck, daer wij al om moeten bidden. Dat ick UE seij wat icker al af dijnck, ghij sout seggen, dat het quaem uut hersenen van staet, maer ick en heb geen tijt om UE te doen lachen. Liefsten Song, ick recommandeer UE. toch in memori te houwen de saeken van het goie ColfkenGa naar voetnoot7), is t mogelijck. - Dijnckt eens, ick gaen te Amsterdam te bruijloft met Joffrou DedelGa naar voetnoot8), op de feest van EuffelenGa naar voetnoot9). Ick hebber noch wat anders te doen. Den 4 Juni sal het weesen. Dijnckt er dan eens op dien avondt [aen], hoe dat ick daer sal sitten. Daer en sal niet | |
[pagina 169]
| |
onbreken als UE goet geselschap. BaereltgenGa naar voetnoot1) en ick sullen UE gesonthijt drincken. - Ick sendt UE de braseledt van amber voor Mevrou KillegrewGa naar voetnoot2). Ick ben blij, datter ietGa naar voetnoot3) is dat sij van mijn begeert. Dat en al dat ick heb in de waerelt is om haer te dienen. Sij salt te veel eer aan mijn doen, dat sij t dragen sal, waerme sij mijn grootelijckx sal verobligeeren. Segt haer, dat het compt van eene, die haer dinersGa naar voetnoot4) meer is als oit imant geweest is, niettegenstaende alleGa naar voetnoot5) haer lief hebbers. Mijn is leet, dat sij vandaer vertrocken is, omdat UE daer vermaeck hebt in huijs kennis te hebben. Doet toch mijn dinstighe gebidenis aen haer goede graci. Segt, dat sij wel mach geloven, dat ick haer liefheb, want ick gun haer van herten deselfde vreucht, die ick mijn selven gun, en ick wil mijn eijgen contentement ontberen om haerent wil. Segt het haer toch. Ick bidde, vergeet niet het rinckxken, dat sij mijn beloft heeft. - Als ghij compt, sult ghij keur van honden vinden. Edmond is hier met sijn wijfGa naar voetnoot6). Sij is soo leelijck geworden, dat het ongeloflijck is. Hij siet er al vrij wat betrout of berout uut. - Anne Rommers is hier met haren manGa naar voetnoot7). Joffrou DimmersGa naar voetnoot8) heeft haer gesien. Sij is soo versiert met den man, alsof se een jonghe malote waer. Al bevrucht, de sieckelijke vrou. Ick en sal haer niet verwachten om te sien. Den Trello is hier, noch begeerich naer den man. Mijnheer MeganckGa naar voetnoot9) leijdt en sterft van t waeter. Dat compt er af, van een quaet wijf. - Sijn Ex.ci is te Breda met de Coninginne en al het hof, dan commen over 3 dagen weerom. Duck van SchravesantGa naar voetnoot10) den lutenant heeft een compagni gecregen en den outsten soon van Mijnheer de BieGa naar voetnoot11), die recht een nieuwe op. Pieter Dimmer is sijn lutenant. Dit is al dat ick UE voor dit mael weet te schrijven. Blijft dan aen Godt bevolen, en schrijft ras weerom, maer compt liever selver by den Song. Uut den Haghe, den 23 Maeij (1624)Ga naar voetnoot12). Song, conquesteert mijn noch een weinich cornelinens - mijn braseledt [is] te dun - anders niet, of ghij most er licht aen geraken. |
|