Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 164]
| |
235. MoederGa naar voetnoot1). (A.B.)Breur, Killegreetgen brengt my dees brieven en breur heeft u hier in haest wat bestiert, en soo maek ick er een couverte over, terwyl men hier vast schiet en raest, dattet huys davert, en is de principaele kermisure. Dit cnaepken heb ick laestmael een albertin gegeve, gelyck ick u geschreven heb, en nu heeft hy begeert, dat ick hem noch 6 gl. geve sou, dat ick gedaen heb. Ick denck, dat ick er geen quaet aen en doen. My verlangt, dat ge thuys comt, om ons fray huys te sien, dat al de werelt soo wel aenstaet. Adieu, breur. T Amsterdam is onse nichte Susanna Vogelers de bruyt, gisteren gesloten met een Jeronimus van UffelGa naar voetnoot2), die daer in Vranckeryck soo al met dycken en ick en weet [niet] wat, is besich geweest; mynheer van Somerdyck weter wel af, maer op t raport, dat my syn huysvrou gedaen heeft, daer en sou ick t niet op geavonturt hebben, maer t schynt, dat sint beter geluckt is; Godt geve, dattet soo is. Item Maria Vogeler staet op goey maetGa naar voetnoot3); heb dy lust te bruyloft te gaen, daer is genoch voorhanden. Adieu noch eens, ick en hoor noch en sien, sulcken regement is hier. Maendach, 6 Mey 1624. |
|