Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend234. Dorothea van DorpGa naar voetnoot4).Song, Twee briefen sijn mijn van UE behandicht, maer sij sijn alree soo out, dat ick al weer verlang. Als ghij toch tijt hebt, en wacht dan just niet naer mijn briefen. Ick sal oock | |
[pagina 163]
| |
soo doen. Den lesten brief heb ick voor den eersten gecregen. Ick bedanck UE, dat ghij mij medeijlt van de publique tidingen, maer soo ick nu hoor seggen, en vervolgt het soo wel niet als t begost is. Godt laet het tot sijner eeren uutvaellen. - Ick ben blij, dat ghij soo wel vaert en vet wordt, doch ick en vindt het niet vrempt, en al wirt ghij mager, ick en sou mijn oock niet verwonderen; ick heb tot allebij mijn reden. Ghij en schrijft niet eens van u weerom commen. Het sullen al langhe 6 weeken vallen. Dat goet voor d een is, dat is quat vor d ander. Voor mijn, ick gun UE alleGa naar voetnoot1) vreucht en oock degeene, daer ick seer aen geobligeert ben. Hoor, song, ick en wil van de misteri, daer ghy van schrijft, noch van de socken niet meer hooren. Het schijnt, dat ghij daer van diergelijcke dingen al verhandelen moet. Ick gelof wel, dat het daer al onder loopt. Song, wort, of om beter te seggen, blijft wijs. - Ick bidde UE, doet mijn gebidenis aen mevrou Killegrew en segt, dat ick haer hertelijck seer doen bedancken van de cornalinen, die sij mijn heeft gelieven te seijnden. Sij sijn seer fraij. Ick sedt het al op UE cerfGa naar voetnoot2). Ik verdienGa naar voetnoot3) dat en meer, dat ick haer soo lang leen dat ick soo qualijck can ontberen. Ick sal haer oock mijn schilderij doen hebben, maer die van meester MichielGa naar voetnoot4) moet eerst gedaen sijn, en daer hoort tijt toe. Ick en weet niet, waerom dat sij die begeert; den besten schilder, die mijn sou kunnen schilderen, heeft sij daer. Segt haer, dat de huijt leelijck is, en waer der ietGa naar voetnoot5) goets, dat sou sij moeten hooren van UE; het gesicht is niet te beduden dan om in quaij opini te commen van de rest. Ick heb al voor den hont gesorcht. Ick heb al 2 of 3 pesen op mijn boch; ik sal der wel een besorgen tegen dat ghij compt. Song, gisteren heb ick tot uwent geweest op UE camer. Als een prins, soo sul je daer woonen, maer al en leijckent het niet bij de tapislinen van Eijngelant. UE moier is beter te pas als oit; Godt laet het lang duren. - Ick bidde UE, sendt mijn 4 of 5 ellen van dit couleur van lint - het en is hier niet te crijgen - maer wat breder als dit. Verneemt eens, wat die cornelienen costen, die mevrou Killegrew mijn gesonden heeft, om reden. Mijn dunckt, dat ghij behoorden wat confituren te bedelen - als ghij compt - van berberis, want die en vindt men hier niet. Song, voor wat nieus moet ick UE seggen, dat mijnen goien broer PhlipsGa naar voetnoot6) thuijs is gecommen met eer en reputaci. Hij is van Roschelle gecommen met 30 schepen van coopvardei te convoieeren. Onderwegen sij[n] hem aen bort gecommen 5 schepen Dunkerkers. Hij heeft den admirael aen boort geleijt ende hebben soo dapper gevochten, dat het schrickelijc is om hooren. Sij sijn van s morgens ten 8 uren bij hem gecommen en hebben hem niet verlaeten als s avonts als t doncker wert. 2 uren sijn se aen melcanderen vast geweest. Hadde mijn broer geen andere seijlen gehadt, sijn schip was in perijckel. Hij was alleen onder 5. Hij en heef maer 3 man doot en 14 gequesten. Den viant heeft veel volckx verloren. Sijn vianden selver spreken hem groote eer. Godt sij gelooft, die hem door sijn goethijt bewaert heeft. Hij vertreckt weerom naer de zee toe met HoutijnGa naar voetnoot7). Ick hoop, dat denselfden Godt hem bewaren sal. Al de coopvaerders sijn onbeschadicht overgecommen, behalven eenen, daer men aen twijffelt, die sijn coers niet en heeft gehouwen. Hij heeft te voren nog een frans schip verlost uut handen van de roovers. Naer de batali heeft hij den graef van Mantsvelt van Boulognen te Douveren gevoertGa naar voetnoot8). Mijn dunckt, dat ghij dit weeten mogt, want ick weet, dat het UE me aengaet van mijnentwegen. - Gisteren is den vromen Cats mijn weesen besoucken; wij hebben veel van UE gesproken. Nu, Song, vergeet mijn niet. Schrijft, als ghij kunt. Godt sij met u en met ons allen. Song, van den Song Song. den 30 April (1624)Ga naar voetnoot9). |
|