Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend232. MoederGa naar voetnoot13). (A.B.)Bruer. Ick word mu aen u geschreven sonder antwoort te krygen, en sal dien wint ons noch langer wt ons vel doen springen van verlangen. De liens worden ongeloovich, datter goey tydingen onderwegen souden syn; d een seyt, het is al den contrarien wint, d'ander seyt, sy en derven niet schryven, omdat [het] al weer niet met allen is met Jacobus, en elck seyt het syn. De Coningin wil, dat men t gelooft. Ick seg, waeren de tydingen soo breet, particuliere souwen t al over Brabant schryven, en soo sou m er hier wel af hooren. Ick schick, sy sullent te Brussel al afgebeden hebben; de Hertogin heeft s woonsdachs in de goey weke prossessie gegaen met een capuisine cap aen, met al haer suite en oock al de heeren al in capusinen | |
[pagina 162]
| |
cappen. Den hartooch van AerschotGa naar voetnoot1) droech het cruys, en elck een flambaeu in de hant, veel dusenden; ick seg, watten devotie moet[en] er daer veel gehadt hebben, als sy malcanderen in die cappen aengesien hebben. Nu ick en weet u niet te seggen dan dat ick seer verlang naer u thuyscomste, en u al groot gebreck heb in veel dingen, die der voorvallen, en ick mye bruer sooveel als ick can, omdat hy werckx genoch heeft. Adieu, breur, adieu, weest Godt bevole en wel seer van alleman gegroet. 15 April 1624. Van Reynevelt 300 gl., daer comt er my ontrent 40 af, boven die ghy hier liet...... |
|