Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend207. J. Cats (L.B.).Onse besognen syn soo gestadich geweest, dat ick niet een ure en hebbe gehadt UE eens te mogen begroeten, ende moet oock nu, t'mijnen leetwesen, dadelick vertrecken. Ick bidde UE by occasie mijnheer de raetsheer SueriusGa naar voetnoot7) eens te vermanen, dat mij mochte expeditie van justitie geschieden in een saecke syn E. bekent. Welck doen[de] geschiet mij vriendschap. Onse eerbiedige groete aen mijnheer UE vader ende joffrouwen UE moederGa naar voetnoot8) en susters. Vale, raptim. (1a 8 bris (Oct.) 23)Ga naar voetnoot9). |
|