Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend146. Constantia HuygensGa naar voetnoot4). (A.B.)Hoe grooten haest dat ick heb, soo kan ick niet late je noch dese nieuwe dyng te schryve. | |
[pagina 96]
| |
Berbertie Duyck is te nacht met Trochmorton weggelooppeGa naar voetnoot1) en se hyt aller goet me; den Haeg is in roere; hy sal te middach van sen dienst geset worde; de pensionarisGa naar voetnoot2) syt, al sout hem al sen goet koste, soo sal hy make, dat hy er sen hooft late sal; denckt eens om dat ding. Gisterren nacht quaemme we same van de bruyloft van van EyckGa naar voetnoot3) en se brocht ons tuys, en se had ons al goeien navont gesyt, soo quam se noch eens weerom en se sy, ick moet je noch eens comme cusse; ick denck, dat se ons noch eens adieu wou seggen; dats daer af. Ick bid je, vergeeft me men leellick schrift; tis door de grootte haest, en hiermede adieuGa naar voetnoot4). Ick wou wel, dat je me en swert pluympie me wout brenge, want we synt de couleurre soo moe; de joffrou[s] treckken deur den Haeg as schutters met al de pluy[m]pies. |
|