Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend147. Aan zijne ouders. (K.A) *Ik hoor nog niets van mijne kleeren en zal dus hier maar nieuwe laten maken. Den heer Burlamacchi heb ik verzocht interest te berekenen van het geld, dat ik van hem geleend heb; hij zendt de pretentie naar zijne familie te Amsterdam; wees zoo goed haar te voldoen. Mijne pachters kunnen de som niet opbrengen, maar vader zal haar wel betalen; hij gaf mij voor elk mijner reizen 100 ‘écus’ en zooveel heb ik nu nog niet uitgegeven. ‘Si toutefois on trouve à propos de ne m'alleger en rien, ains de me faire manger mon avoine propre, au nom de Dieu, s'estendent mes rentes au plus long qu'il se pourra. Le travail de ces 6 ou 7 mois d'employ m'aura peut estre conquesté quelque petit denier. Je prie desasteure touts mes amiz à disner dans la maison que j'en achepteray. Qu'ay je à me rompre la teste du lendemain? Faire du service à ma patrie et chasser la necessité seulement de ce qui m'en reviendra jamais, c'est tout le sommet et de mon avarice et de mon ambition’. Ik ben wel eens somber gestemd, maar vecht er tegen. De heer Burlamacchi gaat met Chichester naar de Palts als betaalmeester der troepenGa naar voetnoot5); het spijt mij, dat hij weggaat. De Londres, ce dernier d'Avril 1622. |
|