Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634

120. Aan zijne ouderS³⁾. (K.A.)*

Zondag, den 23^sten van dezen stijl, heeft de eerste audientie plaats gehad. ‘Le S.^r de Sommelsdijck ne s'y est point acquis de la reputation nouvelle, mais a confirmé l'opinion de la vielle, au jugement de touts ceux qui l'ont ouy dire de si bonnes choses si bien. Je me congratule d'une si bonne escole comme est cette ci où il preside. Sa Ma.^té de son costé n'a point manqué à sa bienvueillance accoustumée pour la reception, promettant que, pour l'accommodement des affaires contentieuses des Indes⁴⁾, il auroit soin de ranger ses subjetz à la raison, en laquelle de son serment royal il estoit obligé de les maintenir et defendre’. Wij moeten nu allerlei bezoeken afleggen en dan aan het werk gaan, maar het zal moeilijk zijn, waar de belangen der Britsche

3) Enkele zinnen van den brief zijn uitgegeven door Jonkbloet, Gesch. der Nederl. Letterk., IV, 1890, blz. 84 en 91, Noot.

4) Onze gezanten hadden in last niets toe te geven wat de handhaving onzer souvereiniteit in Indië betreft en evenmin aangaande de haringvisscherij.

[p. 76]

kooplui en die der onze zoozeer uiteenloopen. - De Koning heeft zich al de acten van het Parlement laten brengen, ze gelezen en ze toen, na den uitroep: ‘God geve mij geduld’, laten verzegelen, waarschijnlijk om er tegen te protesteeren. Men vertelt, dat er 8000 man voetvolk en 1500 ruiters zullen worden gelicht, naar het heet, voor de Palts.

‘Je m'enquesteroy de la famille de la Fontaine; le ministre¹⁾ mourut passez quelques 6 ans. Le S.^r Aerssen m'asseure d'avoir veu Venise tant qu'il croit de le jamais veoir²⁾. Ergo, champ ouvert pour ces messieurs. J'attens ce que m'en dira le resident³⁾, qui se trouve assez penault, pour s'estre bien avant engagé en l'asseurance de la venuë de cettuy-ci aupres de ses maistres, quoyque par charge des Estatz - comme il dit - et ne peut bonnement [les] contenter de la qualité de Boreel⁴⁾. Je ne voy point, pourquoy Randwijck⁵⁾ relascheroit sa poursuitte. Qui que ce soit, vous jugerez qu'il aura peine à y aller, asteure que l'Espagnol tient touts les passages sans exception.

Je ne considere point sur quoy se fonde la reproche de mon stile affetté. Certes, quand l'envie m'en prendroit, le loisir m'en reculeroit bien. C'est une vanité que j'ay tousjours detestée en autruy, evitée en moy mesme. Aussi n'est ce point devers mes parens que je presumeroye d'en user. Je pense m'estre esvertué au possible, en vous faisant entendre ce qui me vient au devant en aussi peu de paroles que les affaires de mes maistres me permettent de jetter à la haste; d'affiquets ou de fard ne croyez pas que je m'y mette. Ce seroit me friser les cheveux, où à grand peine ay-je loisir à me les peigner⁶⁾’.

De brenger van dezen brief, Jan van Steenhuysen, brengt tevens monsters van tin mee.

‘Je ne sçay pourquoy mon frere a demandé à Catz la minute de mes vers, asteure qu'ilz les impriment en Zelande; je desire plustost qu'ilz se les gardent, de peur qu'en les doublant ilz encourrent des fautes.... J'ay parlé van de brillen mesmes avec Drebbel⁷⁾; il se rit de quoy on s'imagine qu'en

1) De predikant La Fontaine had Christiaan Huygens geholpen, toen hij in 1581 het zoontje van Willem van Hoorn uit het huis van den Spaanschen gezant te Londen oplichtte (vgl. Van Meteren, b. X, blz. 182; Hooft, 1703, blz. 778-781). Robert le Maçon, dit de la Fontaine, was predikant te Orleans, maar week uit en werd in 1578 predikant van de Fransche gemeente te Londen. Te gelijk was hij verscheiden jaren lang agent van Hendrik IV en heeft dus ook eene politieke rol gespeeld. Hij reisde in dien tijd dik wijls heen en weer en stond zeer in de gunst van den Franschen Koning. La Fontaine is ook als schrijver opgetreden en in Nov. 1611 op 76-jarigen leeftijd gestorven (vgl. Baron F. de Schickler, Les églises du refuge en Angleterre, I, blz. 225-403.)aant.

2) Aerssen was benoemd tot gezant te Venetië, als de zending naar Eugeland was afgeloopen, maar hij weigerde te gaan.

3) Waarschijnlijk Suriano; zie blz. 46.

4) Willem Boreel (1591-1668) werd in 1626 pensionaris van Amsterdam en heeft verschillende diplomatieke zendingen vervuld. Van 1650 tot zijn dood was hij gezant te Parijs. Hij was met Huygens bevriend.

5) Arnold van Randwyck (1574-1641), lid van de Geldersche ridderschap, werd in 1621 als gezant naar eenige Duitsche hoven en in 1627 naar Engeland gezonden.

6) Blijkbaar had Huygens van zijne familieleden iets moeten hooren over het gewrongene en duistere van zijn stijl.

7) Met Cornelis Drebbel (1572-1634), den bekenden natuurkundige en uitvinder, die te Londen woonde, had Huygens bij zijn vorig verblijf in Engeland kennis gemaakt (vgl. Sermones, II, vs. 16, in Gedichten, VIII, blz. 203) en later ging hij veel met hem om (vgl. Autobiographie, blz. 116-121).

[p. 77]

Angleterre se fassent les meilleures, pourveu que la matiere soit bonne - or peut on prendre du cristal de roche - et la connoissance de la veuë une fois bien prinse, touts païz y vont de pair, comme j'ay tousjours soustenu. En haste, de Londres, ce 3^o de Janv.^r, nostre stile, 1622.

Jan van Steenhuysen is volkomen te vertrouwen. ‘Je voy des apparences belles pour le mariage de Mons.^r de Ducé avec onse Buermeijt¹⁾, selon que j'en ay des informations assez particulieres’.

1) Zie blz. 74.