Briefwisseling. Deel 1: 1608-1634
(1911)–Constantijn Huygens– Auteursrecht onbekend85. Aan zijne ouders. (K.A.)*Gelukkig, dat het u allen goed gaat; ook wij zijn gezond, ik vooral. Over 8 of 9 dagen vertrekken wij van hier; morgen heeft de gezant zijne derde audientie en de volgende week de laatste. Het is wel jammer, dat ik zoo weinig van Italië zie; eenigen der onzen, PanGa naar voetnoot7), BoeleszGa naar voetnoot8) en misschien LintelooGa naar voetnoot9) blijven hier en gaan later verder op. Het is onaangenaam, dat wij langs denzelfden weg zullen terugkeeren; de gezant had door Savoye willen gaan, maar de gezant van dat land te Venetië heeft hem niet eens een bezoek gebracht, en men maakt bezwaar ons een paspoort te geven door het land van Milaan. En wij moeten er voor oppassen niet in handen te vallen van hen, die maar al te zeer het oog op dit gezantschap gevestigd houden. Wij gaan weer den Rijn langs. Ik tracht den gezant te overreden, zijn vroeger plan te volgen en Sédan aan te doen; dan zou ik in 2½ dag te Parijs kunnen zijn. In elk geval denk ik over Frankrijk terug te reizen, waar ik de Prinses van OranjeGa naar voetnoot10) kan ontmoeten. Uit den Haag kan aan den heer van LangerackGa naar voetnoot11) worden geschreven. ‘S'il y avoit moyen que je peusse me ranger de la suite de Mad.e la Princesse, ce seroit bien le meilleur mesnage; autrement la despence en pesera un peu d'avantage, notamment à raison des fraix de la promotion, que je ne negligeroye pas volontiers.’ ..... De Venise, ce 25e de Juin 1620. Aan moeder zal ik over zee een spiegel zenden. |
|