Hofwijck. Deel 1. Tekst. Deel 2. Apparaat(2008)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] [1.7] Aenden Heer van Zuijlechem op sijn Hofwijcksch Gedicht.aant. (comm.) Door-wijse Hovelingh, van veel door nijdt bestreden, Van meer om strijdt geroemt; die midden in het slick Houdt beijde voeten droogh, en uw' genegenheden Noijt hinght aen ijdelheijt van't werelts oogen-blick; 5[regelnummer] Die nu en dan van 't hof u laet nae Voor-burgh voeren, En daer bekommeringh, beslommeringh ontwijckt, En daer uws selven zijt, een heerschap bij de boeren, En daer u landt, u hof, u rijck eens over-kijckt; U steene Hof-wijck wijckt voor sommige gebouwen, 10[regelnummer] In grootheijt, kostlickheijt, doch niet in cierlickheijt; Maer, nu gij door u pen door-kunstigh hebt ontvouwen, Hoe all' de weerelts doen daer voor uw' ooghen leijt, Magh 't steenen Hof-wijck wel voor and're 'tvaentje-strijcken, Maer voor 'tpapiere, 'twelck is onwaerderelijck, 15[regelnummer] Bij 'twelck' niet is, niet was, niet zijn sal te gelijcken Is 't reden dat het all' eerbiedighlijcken wijck'. Noch 't steenen Hof-wijck, noch het sterckste huijs van allen, 't Welck oijt is opgebouwt door menschelicke handt, En sal altijdt bestaen; maer noijt en sal vervallen 20[regelnummer] Dit Hof-wijck, opgebouwt, mijn Heer, door u verstandt. Henricus Bruno. Vorige Volgende