Dorpen.
Aen Ioff.w Dorothea van Dorp
|
-
voetnoot1
-
De Dorpen: subject bij ‘Gehooren’ (vs. 3).
Aller Dorpen DORP: (voortreffelijkste) dorp van alle dorpen = Dorothea van Dorp, een vriendin van C. Huygens. Opm.: ‘aller Dorpen DORP’, annominatio in de vorm van een superlatieve genitief; tevens: aangesproken persoon.
-
voetnoot2
-
Die ... worp: die ik aan de afgunst overlever (omdat Huygens over hen schrijft en niet over andere dorpen en omdat H. hen verbindt met Dorothea).
worp: o.t.t., Weijnen, par. 18.
-
voetnoot3
-
Gehooren: behoren, toebehoren.
aen een' Heer: Huygens doelt hier op het feit, dat dorpen als Valckenburgh, Ryswyck, Loosduynen en 's Gravesande heerlijkheden waren, ze behoorden tot het gebied van een Heer. In deze richting wijst ook vs. 4, bijstelling bij ‘Heer’.
-
voetnoot4
-
Recht: de rechten van een dorp.
Eer: aanzien.
-
voetnoot5
-
Vrouw: gebiedster, heerseres. Opm.: de auteur wijst Dorothea van Dorp op fictieve wijze aan als ‘gebiedster’ door de ‘Dorpen’ aan haar op te dragen en haar zodoende ermee te verbinden. Zie vs. 6.
-
voetnoot6
-
Gedooght ... trouw': sta toe dat ik u ermee verbind.
trouwen: WNT I 3476, 3478 (verbinden, verenigen).
-
voetnoot7
-
Die: antecedent U (vs. 6): (U) die ...
warens' ... Stadt: toegevende bijzin: al zouden ze.
all of elck: allen van elk; hier: ieder voor zich.
-
voetnoot8
-
noch soo veel': tweemaal zo veel.
hadt: zoudt hebben (m.a.w. gij zijt nog veel meer waard).
|