Regelnummers proza verbergen
| |
| |
| |
Proza-aantekeningen van Huygens
1Sterre, mijn eenigh welgevallen ende geluck;
2dewijle God de Heere ons in ziel en lichaem heeft gevoeght;
3hoort ende helpt mij uijten, 'tghene ick daer op ouer langhe hebb erdacht.
4Mits wij een ende eens zijn, ende dit werck gelijcker hand te weghe brengen, sult ghij deel aende feilen ende onfeilen hebben, ende ick uw berispen minder schroomen.
5Mijn, ick segge, ons voornemen is, bij voor-raed vast te stellen, hoe wij op het gevoeghelixt te samen sullen hebben te leuen.
6Gods vreese sullen wij voor all betrachten.
7Des morghens vroegh gelijck Dauid, sullen wij hem aenroepen, seggende:
8Heere komt ons onuerstand te gemoet, en leert ons bidden.
9Maeckt ons oprechtelick danckbaer voor dijne oneindighe barmherticheden.
| |
| |
10Vergeeft ons onse misdaden om de voldoeninghe des Heeren Iesu Christi,
11Wees allom onse hoede. Bewaert ons voor ons seluen;
12ouerstreeft onsen bosen wederwill.
13Seghent onse zielen ende lichamen, soo dat beide sich tot dijner eere besteden.
14Treft ons niet als met genadelicke ende geneselicke kranckheden.
15Laet niet toe dat wij onse herten verhangen aende tijdtelicke middelen daermede ghij ons mildelick gesegent hebt;
16maer altoos willigh en vaerdigh moghen zijn om daer af te scheiden.
17Ist bij dij van eewicheit geschickt, dat kinderen van ons geboren werdden, weest haer genadigh God, van 'tbeghin ten einde haeres leuens.
18Erbarmt dij ouer de buijten ende binnen swaerigheden dijner kercke.
19Zegent de dienaren dijnes woords met eendracht.
| |
| |
20soo dat sij de dolingen verdelgen.
21Bekommerende sich, als Christus haer Heer, alleen met haer beroep.
22Beuestighende haer leere met het voorbeeld van haer leuen, daer 'tmeeste bewegen in is.
23Zegent de Princen die dijn' saecke verdedigen.
24Vergeeft de sonden haerer weelde, die slibberich is, bij de stramme banen vande(n?)ghenen die door voor en tegenspoed wandelen.
25Zegent het beleidt vanden Pr. van Orange met geluck, met liefde des volcks, met nijd des vijands.
26Verstoort de aenslagen op sijn leuen:
27Zegent sijn huijs met lijfs erfgenamen.
28Geeft den ouericheden voorsichticheit ende eendracht.
29Doet ons behertighen de voortplantinghe dijnes woords onder desselfs blinde verdruckeren.
30Verhoort het schreijen aller krancken, geuangenen, armen, ende die daer uijt dit ellendighe leuen in 'teewighe wenschen vervoert te werden.
31Ons vader die daer zijt inden hemel. Geheilight werde etc.
32Soo gebeden hebbende sullen wij ons inde kleederen steken.
| |
| |
33Kleeren die ons voegen; de niew fatsoenen van verre als een stall-licht ende niet geerne jae niet eer involgende, dan de oude belacchelick werden.
34Gekleedt, sal ick mij verledighen tot de aensprake van allerhande Aensoeckeren: met eerbiedinghe aende(n?) grooten, mewaerdicheit aende(n?) kleinen ende armen.
35Kan ick den bedroefden niet altoos helpen, ten minsten sal ick hem met beleefheit bejeghenen, soo dat sij mij uinden deel in haer leed te hebben, en wat troosts in mijn medooghen.
36Opden voormiddagh sal ick mij te houe begeuen,
37door het gedrangh vande voorkamers in 's Princen Cabinet, daer hij de sorghe vande gemeene saecke bearbeidt.
38Daer sal ick oprechtelick den dienst doen die ick buijten belooft hebbe. soo verre mijn vermogen streckt,
39Misluckt mijn beleidt, ick sal buijten verwijt blijuen. Luckt het, ick en hebbe maer den danck van een geringhe moeijte verdient, die een ander mogelick met meer vruchts aengewent hadde.
| |
| |
40belooninghe sal ick vanden armen ontseggen, den rijcken thoonen, hoe die mijn voorneme witt geensins en is. maer het vrome genoegen dat uijt weldoen spruijt.
41Want Die sich deel toeschrijft inden danck die de Princen voor haer swaere moeijte alleen toekomt, eighent eens anders goed.
42Gaet de gift door mijn' handen, wat verdien ick daerbij?
43In beuelen de gemeene saecke betreffende sal ick mij insgelijx trouwelick quijten, ende soo neerstichlick, dat de Prince sijn' onderteeckeninghe daerop te setten sal hebben eer hij 't geloouen konde.
44Naer die onderteeckeninghe hebb ick in 'twerck niet meer te verantwoorden, maer de teeckenaer, die 'tsal doen als 't noodigh is.
45Ick volstae met willigh en geheim te zijn.
46Van 'thof sal ick thuijs keeren sonder uijterlick te laten blijcken of ick vol besigheits off niet ben, latende alle 'shoofs bekommeringh buijtens huijs.
47Stilte en gerusticheit will ick thuijs vinden, niet tegenstaende de suijseling van 'tgerucht die mij in 't hooft magh spelen.
| |
| |
48Hebb ick aengename niewe tijdingen, ick salse u binnens huijs voorbrenghen, gelijckmen in een duijstere Camer door een geslepen Glas bij sonneschijn verthoont 'tghene buijtens huijs om gaet, maer aeverechts.
49Soo veraeuerecht ende vervalscht de Logen de tijdingen die van buijten inkomen, eer het ijemand geloouen soude.
50Wegh dan Historie-schrijuers, die ons nu noch d'oude geschiedenissen voor waerheden veilt, die noijt suijuer en waren
51V, Sterre, en sal ick niet als oprechte tijdingen geuen, insonderheit soo ghij te vreden zijt datse lieuer, wat veroudt en seker dan heel niew en onseker zijn.
52'Tgeheim dat mij vanden Prince betrouwt werdt en sal ick u niet weigeren te ondecken, want ghij sult soo redelick willen zijn dat ghij 't mij niet en sult verghen, Iae ghij sult het verbieden off ick wanckelde.
53Luijden die malkanderen niet als met niewe tijdinghen en weten te onderhouden, moghen sich soo vergrijpen.
54Het beleid onser huijs-houdinghe sal ons soo veel tijdverdrijfs geuen dat wij 't inde klapperij van niewmaren niet en hoeuen te soecken.
| |
| |
55Binnens huijs dan sal ick ten eersten acht slaen op uw wesen. staet het droeuigh als een sterr in een Regen-wolck, oft als de de son in de morghenstondsche dampen,
56Ick salder mij naer voeghen.
57Maer oock ernstich vernemen wat u quelt, en 'thalue jae 'theele Leed op mij laden, gelijck men de waeren met windaesen uijt de grootste schepen inde Lichters verbodemt.
58Vind ick dan de oorsaeck van uw quelling soo geringh, dat ghijse hadt konnen ontgaen oft vermeesteren, sal ick trachten v. een' vriendelicke lesse daerop te lesen.
59En verthoonen u de swaericheden der vervolginghen met soo veel manlickheids bij onse voorouderen gedraghen.
60Seggende, wij zijn kinderen van die ouders, souden wij ons kleinmoedigh ende der stammen onwaerdigh dragen?
61Bedenckt ghij niet in uwe hooghe bescheidenheit hoedanighe swaericheden ons naer de tegenwoordighe welvaert mochten ouerkomen?
62God verhoedese: maer in allen geualle laet onssuchten en tranen sparen tot wanneermense met reden mochte te gebruijcken hebben.
63Vind ick u vrolick van ooghen, gelijck glinsterende sterren die schoon weder maken en voorseggen, van mijn zijde en sal den onlust niet komen, vreughd sonder sonde sal ick tegens uwe vrolickheit inbrengen.
| |
| |
64Wegh quelling sonder swaricheit. De slaep ende de besicheden verkortten ons korte leuen al te seer, laet het ons met alle mogelicke weigesintheit ende genoeghen lengen.
65Mijnenthaluen, ick voorsie genoegh, dat ghij en ick dat genoeghen bijden anderen wel vinden sullen en sonder soecken: daer meest aen gelegen is: want daermen moeijte moet doen om het te soecken en is 't noch oprecht noch bestendigh soo het bij ons wesen sal.
66Soo sullen wij malkanderen met ooghen ende monden onderhouden ouer Tafel.
67Daer salmen mij weinigh wercks vande keurlicke spijsen sien maken. Ick ben doch geen lecker, onderscheider van gerechten.
| |
| |
68De beste jaer-getijden van 'tgevogelte jae sijn meeste namen zijn mij onbekent.
69Oock In die onkennis is mijn vermaeck ruijmer.
70Scheuelingsche oft Maes-sluijsche, gedragen oft gevoerde visch geldt mij gelijck.
71Ick hebbe van jongs af hooghe ende leeghe stands Tafelen bewandelt.
72Oock in Duijtsland ende Italien.
73Oock tscheep.
74Maer noijt werck oft onderscheidt van eten gemaeckt.
75Bekommert u dan met mijn Tafel niet. Ick ben te vreden met gesonde ende middelmaighe schotelen, daer men een vriend op mede brenghen moghe.
76Is 't somtijds noodigh, datmen een grooter Gastmael toerechte, laet ons soo lang het dagelixe te buijten gaen.
77Het streckt tot onderhoudt van vriendschapp, die door lang afzijn vervuijlt oft verflauwt.
78Selfs onder naer verwantschapp, daer d'onminne leelickst op af steeckt.
79En kan afgedroncken werden.
80Dat de Romeinen, allom meester geworden, bij onse voorouderen
| |
| |
gestuijt werden, ende sich endtelick met een redelicke vrede te vreden hielden, soo dat de Batauers op oude steenen genoemt zijn gesien Fratres et amici populi Romani, gebeurde uijt kracht van des volx verbintenisse bij den dronck. Tac...
81Het verbondt der Edelen, stichters onser tegenwoordighe vrijheidt wierdt mede bij vrundlicke maeltijden bevestight.
82Noch dagelix vernemen de Spaensche dat onse Bidd-daghen ende meer als gebruijckelicke Gastmalen eenigh groot voornemen beduijden.
83Soo treckt de sonn vochticheit uyt der zee, ende stortse wederom uijt met onweder.
84De Gasterije segge ick, kan dienen 'Tzij om luijden gaende te maken, oft in stilte te helpen.
85Maer wij sullen haer gebruijck schouwen soo veel mogelick is. Te veel verveelt. En ick besighe den wijn als Rhabarber, tot behulp vande maghe.
86Soude oock lieuer altoos Bier gebruijcken. en geern allen dronck buijten oorboor missen.
87Want Enden en swanen weten haer drinckens maet midden inden ouervloed: Hoe kanmen de redelicke menschen vergeuen dat sij sich met haer voetsel vermoorden?
88Kosten die stomme beesten spreken, sij onderwesen ons op haer eighen voorbeeld.
89Soo sullen wij met reden die reden-loose schepselen trachten te volgen.
90En waerom souden wij den vluchtigen, ongewissen, korten tijd verspillen met ons ouervloedigh voetsel. senza leuarci à volo: sonder vander aerde te vliegen?
| |
| |
91De middelen om den tijd met vermaeck en ernst door te brengen zijn niet te berekenen.
92Voor eerst het vermaeck vande wandeling naerden eten doet den Lichame goed. spreijende het voedsel, nu inde maghe tot Room [in Chylum] verteert, in fijne gedeelten. ende belettende dat het sich niet onverteert inde engde der Aderen stoppe, daeruijt de vlammen smoocken vande Cortse; jae Corste die in mij gemeenlick soo taeij om slijten valt.
93Comen ons ledighe praters besoecken, die haren tijd in Coetsen uijtdragen, als men d'Assche met wagens doet.
94Laetse meer t'onsent brengen dan halen. Lichtelick verklaptmen sich in onnoodighen praet tot achterdeel van sijn' euennaesten.
95Yeder een bekroont sich meest met eens anders gebreken, ende keert van sich den spiegel daer in hij genoegh met de sijne te doen sonde vinden.
| |
| |
96Mijnenthaluen De mijne geuen mij soo veel wercks, dat ick mij die van andere niet en behoeue t'onderwinden.
97Laet ons ons seluen besien. die dat op sich seluen kan verkrijgen, sal het quaed gebruijck vande Carossen leeren misprijsen. siende dat de vrouwen daerdoor te Commeerachtiger werden, die voordesen ten minsten met quaed weder thuijs bleuen.
98De vond vande Carossen is wel in sich seluen niet quaed maer wel bedacht, ende eer hebbe de hand.
99Maer ghij end ick sullen hem besighen tot verlengh ende niet tot kortinghe des tijds.
100Ende Als wij soo tsamen in onse Carosse sullen rijden, sal ick den sterren waghen om den noord-pool sijn glorie niet benijden,
101Daer sal ick mijn hoogste begeeren V. en d'eenicheit besitten.
| |
| |
102Daer sullen wij tsamen ons verleden ende toekomende leuen verhandelen, ende soo den snellen tijd stuijten en verlengen. Dat kanmen met u doen, maer met wie noch?
103Soo sullen wij alle de schoone gewesten om den Haghe bewandelen.
104Oock vrouw Iacobas plantagien.
105Oock de geswollen duijnen als witte memmen, het strand ende de zee.
106Gedooght ghij (ende ghij zijt soo redelick, dat ghij gedooghen sult dat ick mijn vermaeck soo nauw soecke als ick kan) dat ick somtijds gansch alleen gae wandelen, en soo alleen als Adam eer hem Eua uijt sijn' ribben bijgeschapen was, een vermaeckt datmen wel behoort te verbieden aen uijtsinnighe door te drooghe, oft aen melancholique menschen door te vochtighe herssenen, maer niet aenden ghenen die van middelmatighe temper zijn,
107Soo sal ick mij te voet gaen vermeijden door eensame paden. oft,
| |
| |
geseten op een goedaerdigh, afgerecht, vrolick ende nochtans gehoorsaem Peerd, dat mij noch ongerust, noch droomigh make, sal ick mij op het soetste ende ongedwongenste onderhouden dat ick kan.
108Somtijds sal ick mijn' gedachten voeren bouen alle de versierde hemelsche Ringen tot inden hooghen onendtelicken onbegrijpelicken Hemel.
109Flux sullen mijn gepeinsen daelen tot in 'tmiddelpunt vanden Aerd-Cloot, daer alle swaer naer getrocken werdt, alle vlack naer buijght, sulx men bij valsch gebruijck, vallen heet.
110Uijt Bloemkens, muggen, mieren, en sieren sal ick mij lessen trecken. Want der kleinste schepselen tot noch toe ongesiene deelen zijn nu bekent gewerden, door hulp van onze vergroot-Brillen.
111Het dorre sand en sal ick niet onbesien laten, want door die Brillen bevindtmen dat elck greintjen als een grof gesteente is, waerdigher dan deghene die de menschen met de meeste moeijte bekomen.
112Maer seggen de luijden, men kan dat bijder ooghe niet mercken.
113Ick antwoorde: Siet des nachts scherpelick opwaerts door de Planeet-hemelen (diemen seght dat in haere beweghinghen een
| |
| |
soete ouereenstemminghe maken) tot inde vaste sterren. daer vindt ghij een' glinstering gelijckmen in het sand vanden oeuer doet, daer de sonn op schijnt.
114En mogelick gebeurt het door de groote verrheit (wie heefter soo naer bij geweest dat hij 'twederlegge) dat de schoonste ende snelste der sterren bij ons voor eene der geringste werdt gekeurt. soudt daerom waer zijn?
115Hangt het fraey van een geschrift off 'tsoet van een gesang aen een, mogelick gebreckigh, oogh oft oore?
116Emmers door de scherpsinnighe vonden van de(n?) voornoemde(n?) Brillglasen doorkruijpen wij all het geringste. Bewijsende dat het ghene men tot noch toe groot of klein heeft genoemt, inder daed noch groot noch klein en is.
117Ende onderscheidende alles met onse ooghen, als oft wij 't met handen tasten, wandelen door eene tot noch toe onbekende wereld van kleine schepselen oft het een niew ondeckt gedeelte van den Aerdbodem waere.
118Het ghene tot noch voor klein en weinigh is aengesien, seggen wij soo groot en veel te zijn, dat het ghene tot noch toe voor
| |
| |
groot en veel is gehouden, klein en weinigh daerbij is te houden.
119Bij voorbeeld: Een stadspoorte, soo wijse nu sien, is maer een splete bij een splete door het vergroot-glas gesien, die sich als een onmatighe Poort verthoont.
120Ende alsmen met sulcken Brill een vande 360. graden besagh: men souder ruijmte voor wel 1000. mijlen vinden in plaets van 15.
121Hoe onendtelick is dat bedencken, daer het minste altoos noch deelbaer is in minder. Mijn aendacht voert het tot God toe.
122Beuinde ick endtelick dat dat diepe insicht mij vervele, ick dael wat nederwaerts.
123Ick gae bedencken de deftighe gestaltenisse des Hemels, der wolcken, ende insonderheit der sonne, die, als Dauid seght, als een Princelick Bruijdegom uijt sijn Camer komt, dewijle de Hemelen een tale spreken die alle volckeren verstaen, ende ick leere uijt het vermaen des eenen daghs tot den anderen de eere verbreiden van God almachtigh die des onverstandighen verstandt aen sijn getrouwe wet scherpt.
| |
| |
124Noch wat leegher dalende sal ick mij vermeiden onder het verscheiden geschall der vogelen ter eeren van sijnen schepper singende.
125(Is de mensch wel soo danckbaer die dit alles beheert?)
126Noch leegher vind ick de viervoetighe dieren, en leer van haer menigherhande goede dinghen daer sij ons in ouertreffen.
127Noch isser veel meer af te halen. maer men versuijmt het. ende de meeste luijden treden daer door henen, besigh en ouerladen met haere menschelicke bekommeringhen, om geld, om eergiericheit, om wraeck en diergelijcke.
128Ondertuschen leght all die kostelickheit alleen onder der Landluijden voeten; maer ick salder altoos ijet voor ons beiden af thuijs sien te brenghen.
Marge: Hactenus Vornae. Noordgeest 18. Junij 1638.
129Ende Ist dat mij oock in die eenighe wandelinghe ledighe luijden ontmoetende ongemoeijt willen laten (want daer en is niet quellijckers noch gevoelijckers dan in sijn gesochte eenigheit gestoort te werden) soo dat ick mijne Gedachten bijden anderen vergaderen moghe,
| |
| |
130Ick salse in dicht verknoopen en bekuijpen.
131Ick magh wel lijden datmen mij dan voor een' dichter aen sie. want mogelick sult ghij eenighen smaeck in mijn' wercken vinden, oft de nakomelingen; en prijsen dat ick getracht hebbe ijet ongemeens voort te brengen.
132Inder daed, ick hate de lafficheit vande gemeene dichterij, en poogh'er tegens in te gaen.
133Vier trappen tell ick van onderen op, Spreken, Seggen, Rijmen en Dichten. dese en onderscheiden de gemeene dichters niet; soo meenen sij wat volkomens te weghe gebracht te hebben als sij ijet gedicht hebben dat pas voor spreken of ten uijtersten voor een gemeen seggen magh uijt gaen.
134Maer daer werdt wat anders vereischt tot een volmaeckt Gedicht, namentlick de eigenschappen die hier volghen.
135Dat zijn de deughden vande oprechte dicht-konst, daer ick van verre naer trachte, maer die ghij van naer bij begrijpt; verstaende te recht, hoe het krachtighe en 'taengenaeme tsamen een volmaeckt gedicht moeten uijtmaken.
136Ghij weet hoe onredelick sommige quade Rijmers inde gunst
| |
| |
vande wereld zijn.ende die tweederhands.
137D'eerste pronckt met een' gesochte duijsterheit als oft hij in Cijfer schreef. schijnende gelesen ende niet verstaen te willen zijn.
138Ende Wie magh de pijne van door duijstere woorden henen te soecken dat mogelick geuonden zijnde der moeijte onwaerdighst wesen sal?
139Moet ick een Gedicht met arbeid lesen daer ick mij in soeck te verheugen?
140De tweede daer teghen komt heel effen en slecht uijt, en door sijn' lafficheit werdt hem mijn smaeck nauwlix gewaer.
141Laffe dichter, ick walghe van uwen lauwen gladden Rijm, en uw soeticheit vergramt mij.
142Maer ghij Sterre sult mij nu met reden uijt mijn' eighen reghelen veroordeelen.
143Doch ten minsten in mijn' plompicheit dien ick voor een' slijpsteen aen andere. en de meesters en zijn altoos de gauste niet in 'tuijtvoeren vande konsten die sij voortleeren.
| |
| |
144Men siet gebreckelicke Genesers voorde siecke verschijnen. het stiermanschap werdt te lande geleert. Iae de vierboeten leiden den zeeman van 'tstrand af.
145Soo kan ick als een houten wegh-wijser, als een schip-wrack op een plaet, voor een waerschouwing dienen. Iae een Bolbaken is maer een' leghe Tonne.
146Maer hoe heughelick sal 'tmij daertegen wesen, soo v mijn werck bevalt? naer uwen lof sal ick aller leseren berisping verachten. Hoewel, ick gelooue, elck sal willen goed vinden tghene ghij niet en veracht.
147Soo derve ick stoffen, door dien mijn' Gedichten door u gevijlt en verholpen sullen werden als die van Lucanus door Polla Argentaria, sijn wijf, wierden. door dat behulp sullen mijn' wercken het verroesten ende versueren vanden tijd ontgaen.
| |
| |
148Soo mij nu quaed, windrigh, of regenachtich weder de wandeling buijten belett. hebb ick binnens huijs een' anderwandeling te doen.
149Onder mijn' Boecken.
150Daer moet men mij binnens huijs soecken, als in mijn aengenaemste tijdverdrijf.
151Doch laet lieuer seggen wanneer ick daer ben, dat ick uijt ben, want inder daed, inde Boecken zijnde houde ick mij uijt en verre van alle andere besigheid.
152Iae mijn volck moghen seggen, dat ick met een deel Heeren te spreken hebbe. want Boecken zijn vrij-heeren die elck het sijne deruen seggen sonder groot of klein te verschoonen.
153En mijn volck die mij soo doende vande stoorers van mijn kort vermaeck verlossen, sullen maer de waerheit seggen.
154Voorwaer een kort vermaeck: want treckt van mijn leuen den tijd die ick meest buijtens huijs, aen mijn beroep binnens huijs aen allerhande dinghen moet spillen, hoe weinigh schiet ouer tmijnen vrijen verdoene!
155En als mij dat geluck gebeurt, hoe graegh moet ick het nutten, en hoe quellick ist daer van geruckt te werden!
156Hier vind en geniet ick all wat mij lust, en elck een deser Heeren spijst mij om 'tseerst.
| |
| |
157Eerstelick vinde ick daer de Kerckelicke schrijuers die mij Gods woord voorhouden: soo ten breedsten uijtgeleght, dat het de teere leerlingen sonder moeijte konnen begrijpen.
158Maer hoe salmen ten einde vanden twist ende geschillen komen, die onder haerluijden, sonderling tuschen ons ende de Roomschgesinde in swang zijn? ende hoe salmen die verblinde menschen opden wegh der waerheid helpen!?
159Weest noch lang-moedigh, ô God, ouer de onnoosele ende misleijdde. maer hoe lang wilt ghij 'twesen ouer den ghenen die haer beter wetende, misleiden?
160Volgen de Boecken van Rechtsgeleertheit. die mij ten dienste staen als soo veel Raedsheeren, 'tzij ick te eischen oft verweeren hebbe; met hun beraede ick mij uijt allerhande soorten van Rechten, als daer zijn Lex et Princip. placita, Plebiscita, S. Consulta et Magistratuum edicta, Responsa prud. Conseutudo.
161Vind ick daer niet tmijnen voordeel beantwoordt de uijtlegginghen der doctoren zijn van soo verscheiden besluijt, datmen altoos bij den eenen oft den anderen geholpen kan werden. ende met de meeste stemmen kanmen't veeltijds wegh draghen.
162Maer God verbiede dat ick mij tegens recht ende reden soude willen behelpen met eenighe der keiserlicke onredelicke wetten, die de wetgeuers haerseluen oft ijemand anders te geualle hebben uijtgegeuen.
| |
| |
163Lieuer will ick gebreck lijden dan mij door slimme trecken verrijcken.
164Oock soo ijeder een eerst met sijn eighen gemoed te rade gingh, en stelden allen eighen sucht onder de voet, het langhe gepleijt waer haest af.
165In plaets van ons ter vierschale te haesten om den behoeftigen op 'tlijf te vallen, souden wij schier ons aller billixte recht ten scherpsten niet willen uijtvoeren.
166Maer de machtigste will soo qualick aen 'twijcken.
167Maer, sal ijemand seggen, soo wij ons met de Rechtsgeleertheit niet en moghen behelpen, waertoe breecktmender ons het hooft mede, in 'tbeste van onse jaeren, wanneer wij de krachten hebben om ijet beters te leeren?
168Antwoord: sij sal mij strecken om mij, den mijnen ende den verdruckten ter nood te helpen verdedighen, soo ick oijt tot het Rechterampt verheuen werde.
| |
| |
169Ô Rechterampt, dat soo begeert werdt door alle soodanighe die off onbedacht oft met quaed opsett uijt haeren middelmatighen staet soecken te versitten tot eenen hoogeren daer sij haere begeerlickheit in mogen voldoen, mog'lick off ick bij gebreck van beter tot uw beroepen werde;
170Maer ick salder niet geern toe komen.
171Want een Rechter moet waerheit spreken, en wie kent de waerheit?
172O Heere, ende alleen waerachtighe God, die ons dus blindeling naerde waerheid siet grijpen en grabbelen,
173Erbarmt u over den ghenen die 'tsich moeten onderwinden, losser drijuende dan de naelden vande scheeps-compassen, die doch, all soeckende, in 'teinde haere noordsterre genaken ende gelijck als kussen.
174Ende O Rechters meesters van ons Goed en Bloed waer 't noch met uluijden mede soo gestelt, dat ghij endtelick de gesochte waerheid trefte!
175Maer wat moet de mensche strijds in 'tgemoed hebben, die te rugge denckende aen een vonnis ouer goed of Bloed gegeuen,
| |
| |
alnoch inde duijsterheit van sijn verstand leght en twijffelt, off hij Recht gesproken heeft, dan oft de beklaeghde op een onwaerachtighe ende maer uijtgepijnighde bekentenisse veroordeelt is geweest!
176Stout, Swaer ende gevaerlick bewind, des God alleen machtigh is, waer is de redelicke mensche die sich met een middelmatigh leuen te vreden houden konnende, naer u soude willen trachten?
177Naer dese ernstighe ende swaermoedighe gepeinsen lust mij mijn' sinnen wat te verfraeijen. ende ick sied'er de Boecken toe hierneffens staen, die ghij, Sterre, beter als de ervarenste verstaet.
178Namentlick de schrijuers in medicine.
179Vande oude hebb icker weinighe, vande jonghe veel.
180Soo gaet het met de wereld. hoe sij ouder werdt hoe sij meer klaps krijght. oock gaetse in duijghen vallen, daer af rammelen de stucken, meer als in haer jonghe kracht, doe de wetenschappen in weinighe ongepronckte woorden werden beschreuen.
181Heden en werdter niet niews geschreuen; all dat onse langwijlighe schrijuers doen en is maer d'oude spijse met niewe slappe saussen te verwarmen.
182Maer wij, soo het u goed dunckt sullen ons aende oorspronckelicke meesters houden.
183Ende vermaken ons eerst met het schepsel vant menschelicke lichaem te ondersoecken ende daer in
| |
| |
184De zenuwen;
185'Tgebeente;
186De aderen, met de open en toegaende vellekens daerin geuonden, het Bloed op houdende ende aflatende, naer 'tnoodigh is.
187De Arterien, daer het geestichste Bloed door schiet.
188De Herssenen,
189Het Herte, oorspronck van Pols en leuen.
190De Longen, dicht bij 'therte geleght om het te koelen.
191De Leuer, gelijckende een webbe van ontallicke aderkens.
192De Maghe, die mij soo licht vervuijlt.
193De Gall, diens hitte de maghe verwarmt.
194De Milte, die mij veeltijds soo quellijck sonder ander oorsaeck maeckt.
195De Nieren, die het onnutte vocht als een weij, van 'tbloed scheiden, ende nederbrenghen doorde enghde van de waterganghen tuschen nier en Blaes, in dewelcke wij de felste pijnen van 'tgraueel voelen, barende gelijck steenen kindertjens; als die uijt de steenen groeijden die Deucaleon ende Pijrrha naerden vloed ouer rugh wierpen om de wereld van niews met mannekens en wijfkens te versien.
| |
| |
196De Blase.
197Τὰ ἀιδο῀ια
198De Darmen.
199Ende endtelick de kleine Aderen langs 'tingewand. Venae Mesaraicae, die all het nutte uijt de laetste verteering suijghen.
200Dat's 'tkortbegripp van een mensch, de kleine wereld geheeten; die een Cristophor. Columbus omzeiler vande groote wereld, qualick om zeilen soude, alsmense ten breedsten uijt mat.
201Maer hoe weinighe onkundighe van dit maexel nemen de moeijte van het te doorsoecken.
202Soo komt het datmen ons medicijnen bijder tast geeft. en 'teene lid voor 'tander quelt.
203Want Die noijt mensch en sach openen, derft elck binnenlidt met een Briefken het sijne toe schicken; oft eenen sleur van gewoonte oft sijn giericheit te geualle.
| |
| |
204Oock en kent sulcken doctor de kruijden die hij voorschrijft niet anders als bij ouergift van ouders tot ouders, oft bij sijn medicijnboeck oft, voor 'tnaeste, bij sijn kruijdboeck met platen van een jong schilder versien.
205Ons aengaende wij en zijn van dat Ambacht niet. nochtans isser ons en ijeder een aen gelegen te kennen watmen ons ingeeft.
206Ghij dan, thoont mij wat den doctor heeft voorgeschreuen, ick sal u all het ghene dat daer genoemt staen doen handelen, smaecken, riecken en sien in de doosen van Simpelen die ick vergaert hebbe om die kennisse te bekomen verthoonende bij stucken ende monsterkens all watmen inden Apotheeck vindt.
207Het zij dan zaden, Bladen, vruchten ende Bloemen die bewaerbaer zijn,
208Of Houten, schorschen en wortelen.
209Of Gommen en Terpenthijnen, met diergelijcke.
210Of Gedierten ende gedeelten derseluer.
211Oft Gesteenten, diemen te hoogh acht.
212Oft onderaerdsch gewasch. mineralia.
213Alles sal ick t'uwer begeerte leueren, ende uw krachtighe memorie sal de swackheit vande mijne daer in te baet komen ende wij sullen malkanderen indachtigh houden van alle deser dingen Gedaente, Eigenschap, oorspronck, oorsaeck en reden en Gebruijck.
| |
| |
213Maer het gebruijck sullen wij van allen meest behertighen, ende soo ons bij nacht ofte ontijden ijetwes schielijcks ouerkomt, daer wij sonder gevaer oft onlijdelicke pijn den doctor niet toe en konnen wachten,
214Sal d'een off d'ander van ons de hand aen 't Apothekers werck slaen; ende 'tghene wij ons seluen soo uijt onse eigen droogisterije ingeuen, sal ons min walghen dan 'tghene ons van buijten werdt gebracht.
215Maer in langhe en moeten wij 's niet van doen hebben. En verveelt het u daeraf te hooren spreken, ick salder u af helpen ende brengen u tot de laden van mijne Reuck-wercken.
216Want Men vinde het goed of quaet, ick vermaeck mij in 'tkonstighe 'tvermeng van kostelicke reucken, daer de thiende mensch geen werck af en maeckt. en ondersoeckse met sulcken aendacht als of mijn welvaert hing aen het scherpe oordeel van een geparfumeert Leder daer van de Spaensche alleen de konst te rechte verstaen.
217(Hoe souden de Beesten staen sien dat een beest sijn soo beroockte ende bereuckte vell weder aen trock!)
218Soo sal ick dan de hand aen 'twerck slaen, en stampen en menghen de Muscus, den Amber (diens schimmel sijn bloessem heet, ende hem ten hoogsten kostelick maeckt) ende de Ciuette, diens oorsprongh ick mij wederom hier als wel eer in 'tCostelick mal schame te noemen.
| |
| |
219Ghij, Sterre, sult uw tijdverdrijf nemen in 'trecken vande Essentien uijt allerhande simpelen ende Bloemen.
220Danck hebbe mijnenthaluen de man, die het werck van de Leuer naerbootsende het scheiden der nutte vande onnutte stoffen bijde instrumente vande Alchijmie heeft geuonden.
221Ende wie dat sich dan inde soete distillatie van Cruijden ende Bloemen met het scheiden der dingen niet te vreden en houdt, magh sich begeuen tot het vergaderen van onvergaderbare stoffen, namentlick tot het Goud maken.
222Ons aengaende, Sterre, wij leuen om de schepselen in haer eigen gedaente te genieten.
223Wilse sich de mensch onderstaen te verwisselen, dieder niet eighens aen en heeft?
224Laetse ons God afbidden, ende hem voorde gifte dancken! Tis onbehoorlick meer als genoegh te eischen van soo milden hand.
| |
| |
225Endtelick, 'tis all valsche munt die wij God den Heere nae slaen. Laeter ons de hand af houden.
226Waerdighe konst van Alchijmie, die maer van d'onverstandighe veracht en werdt, die den verstandighen gegeuen zijt, om het goede uijt het ongoede ende ouerighe te siften ende soo den siecken in 'tinnemen min te doen walghen, de aengenaemheit bijden oorboor voegende;
227Ick en gae niet bij een gestadigh vier sitten waken op hope van een Goud te maken, daer ick mijn goed siluer aen spille.
228Werd ick niet rijck als door dien wegh, soo blijf ick lang Arm.
229Maer mijn' begeerlickheit en streckt niet hooger, als om de gulde krachten uijt allerhande hierbouen gemelde simpelen te trecken, ende daer door, alle gebreken te voorkomen oft genesen.
230Sterre, Laet ons haer dan dat diere Goud niet benijden, dieder haer welvaert, haer gesondheit, haer eer ende gerusticheit aen te te kost leggen.
| |
| |
231All dat ick uijt de Alchijmie sal soecken te halen (soo ickse mij oijt onderwinde) sal 'tbetrachten van mijn volkomen gesontheid wesen.
232Tot noch toe hebb ick gesproken vande Boecken der medicijnen, die sich (te recht oft niet) onderwinden den menschen haere Gestaltenisse te leeren, ende haer leuen te behouden.
233Volghen nu de Boecken der ghene die meesters van dese meesters zijn, namentlick de Politiquen, die daer handelen ende overweghen de verscheidene manieren van 'tbeleid der Ghemeene saecke.
234Het zij dan in Monarchia, onder eenen Prince.
235Oft in Democratia, onder 'tgesagh der gemeente.
236Oft in Oligarchia, onder 'tbeleid van weinighe.
237Oft in Aristocratia. onder 'tbewind vande beste van 'tLandt.
238Alle dese verscheiden schrijuers verschijnen voor mij met dat selue stracke gesicht, daer sij de konst mede handhauen vande wereld te regieren, en begeeren van mij gehoort te wesen.
239Ick hoorse van oosten, westen, zuijden ende noorden, en elck will sijns lands oud gebruijck gepresen hebben, als daer het selue lang bij bestaen hebbe.
Noordgeest. 19 Iunij 1638.
|
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
7N sulx de gewoonte was vanden Propheet Dauid Explicieter en wat netter (In het algemeen treft dat H. in zijn proza bij Dagh-werck zich minder gewoon, wat plechtiger uitdrukt. Dit in tegenstelling tot de tendens om in zijn poëzie doodgewone taal te hanteren)
9N Geeft ons ende ontfanght van ons onse oprechte danckbaerheit Vgl. de variant bij Dagh-werck vs 100
Manuscr. aant.:
1 welgevallen ≤ende geluck≥
2 ons ≤in ziel en lichaem≥ [-tesamen] heeft gevoeght; Huygens sloot zich eerst aan bij Matth. 19:6, Marc. 10:9: ‘Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mensch niet.’ Maar liever variëerde en verscherpte hij tot de tweede versie.
4 een ≤ende eens≥ Zinvolle uitbreiding!
ende dit ≤werck≥ dit was te onduidelijk: er was nog niets genoemd, waarnaar het kon verwijzen.
7 sullen wij ≤gelijck Dauid,≥ Toevoeging conform de tekst, die eveneens naar David verwijst.
[Na 7 zijn de nummers 8-10 met een verwijzingsteken in de marge bijgevoegd.]
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
10KI de Voldoeninghe Jesu Christi
13N sulx dat Nadrukkelijker: zódanig dat; soo dat kon zuiver consecutief worden opgevat.
16N (te scheiden) ende onbelast ten Hemel te gaen. Toevoeging conform de tekst.
Manuscr. aant.:
11 [-Heere] wees... Heere reeds gebruikt in de aanvang van het gebed, zie nr.8.
[-Hoedt] ≤Bewaert≥ ons... Hoede was net gebruikt.
14 Treft ons ≤niet als≥ met... Om de schijn weg te nemen alsof zij zouden bidden om getroffen te worden, zij het dan ook met genadige slagen.
15 onse herten [-hangen] ≤[-vesten] verhangen≥ aende Woordkeus, moeilijk voor ons te beoordelen na ruim drie eeuwen; misschien verhangen sterker dan hangen; zijn hart vesten op bevredigde H. hier ook niet.
ghij ons [-rijckelick] ≤mildelick≥ Kon rijkelijk misschien een profane (ironische) nuance hebben die mildelijk miste? Zeker kwam de goedheid des Heren in mildelijk beter uit!
17 [-Brengt] ≤Ist bij≥ dij [-ne] Eerst andere uitdrukking overwogen in de trant van: Brengt dijne voorsienicheit mede De andere versie is korter en krachtiger.
geboren [-sullen] w[o+]<e>r<d>den... sullen geschrapt: voor een zekere toekomst niet te gebruiken, evenals nu; werden is de normale vorm van de infin. bij H., de tussenvoeging van een d is mij niet duidelijk. (Ook het net heeft werdden).
van [-haer]<'t> beghin [-tot] ≤ten einde≥ haer <es> [-einde] <leuens> van haer beghin tot haer einde werd, met vermijding van herhaling van haer, verscherpt tot de tweede versie.
18 ouer de ≤buyten en binnen≥swaerdigheden De toevoeging sluit aan bij de tekst, waar over de moeilijkheden van de kerk, extern en intern, gesproken wordt.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
31N inde hemelen, geheilight etc.
Manuscr. aant.:
20 soo dat sij de [-Roomsche] dolingen verdelgen [-moghen]. Vergelijk het gedicht, waar het over alle dwalingen gaat, en in het bijzonder over de roomse; moghen leek de naar kortheid strevende H. overbodig, verslappend.
21 Heer, [-~] <alleen> Vermoedelijk verschrijving, die onmiddellijk werd hersteld.
24 stramme [-paden] ≤banen≥ Bij stramme = stroeve beter passend banen = aangelegde wegen.
26 op sijn leuen [-gemaeckt] Overbodig.
27 met ≤lijfs≥ erfgenamen Niet iedere erfgenaam, maar erfgenamen uit zijn lijf, kinderen.
28 Geeft [-wijs voorsicht] den [-mag] <ouericheden≥ [-~] <voorscihticheif> Betere orde der zinsdelen; voorsichticheit drukte de eigenschap beter uit; of was wijs enigszins pleonastisch bij voorsicht? H. wilde eerst magistraten schrijven, maar onderdrukte meteen het vreemde woord. Vgl. 34.
29 onder [-de] ≤desselfs≥ Verduidelijking: de onderdrukkers van uw woord.
30 [-Erbarmt u ouer] ≤Verhoort het schreijen≥ alle <r> krancken... Concreter, indringender gezegd.
uijt dit ellendighe leuen ≤in 'teewighe≥ wenschen [-verlost] <vervoert> te werden.
De uitdrukking verrijkt door de aanvulling op: uyt dit ellendighe leven; deze aanvulling maakte verlost onmogelijk, dit werd dus vervoert.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
33N Kleederen Netter, minder gewoon.
de niewe wijse Beter collectief wijse = mode, dan het meerv. fatsoenen = modellen.
werde Afhankelijk van enkelv. wijse.
34N Groote Onduidelijk waarom H. hier de -n schrapte, die behouden bleef in geringhen en armen.
geringhen: Beter contrast met Groote: aanzienlijken tegenover onaanzienlijken.
39N schuld Het betere woord. Hij zal misschien niet voor verwijt gespaard worden, maar hij zal in elk geval geen schuld hebben.
39KI machts voor vruchts Merkwaardige drukfout, te verklaren uit de hier moeilijk leesbare tekst van N.
Transliteratie:
35 beleefheit schrijffout voor beleeftheit.
Manuscr. aant.:
33 [-het] ≤de≥ niew fatsoenen Het meervoud (= modellen) was beter.
van verre ≤als een stall-licht≥ ende niet geerne ≤jae niet eer≥ involgende Het critische in de uitdrukking verscherpt.
34 [-sollicitanten] ≤Aensoeckeren≥ De open variant (sollicitanten is onderstreept) verkozen, puristisch (niet in WNT, misschien door H. gemaakt).
35 den [-behoeftighen] ≤bedroefden≥ In context beter (vgl. leed, troost)
sij mij [-be]vinden... medooghen [-vinden]. Herhaling vermeden, vinden kon in beide bijzinnen dienen.
38 sal ick ≤oprechtelick≥ De toevoeging spreekt voor zichzelf.
streckt [-bijden ghenen die alles vermagh] Klonk de perifrase voor de stadhouder wat overdreven, alsof hij God ware?
38 [-Vallt de saecke ongeluckigh uijt] ≤Misluckt [-het versoeck van] mijn beleidt.
De derde versie de kortste en meest directe.
Luckt [-se] <het> In verband met de vorige correctie: saecke werd beleidt.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
47N moghe Conjunctiefvorm geeft duidelijker de modaliteit van het kunnen, mogelijk zijn, aan.
Transliteratie:
40 vanden als N.
45 geheim is onderstreept. Er is echter geen open variant.
Manuscr. aant.:
40 [-~] belooninghe sal ≤ick≥ vande... Omissie van ick.
[-niet] ≤geensins≥ Krachtiger ontkenning.
en is. <maer...spruijt> Toevoeging, aansluitend bij de tekst van het gedicht.
41 <want> Die sich Redengevend want toegevoegd om met vorige aant. te verbinden.
43 getrouwelick [-ende neer] quijten H. wilde ende neerstichlick schrijven, maar schrapte dit meteen om in het volgende dit neerstichlick uit te werken.
sijn ≤onder≥teeckeninghe Zo ook in 44. Tekening kon naast ondertekening ook andere betekenis hebben, ondertekening was dus duidelijker.
44 maer [t+] <d>e teeckenaer Vergissing onder invloed van voorafgaand te verantwoorden.
45 Ick [-bestae] ≤volstae≥ met bestaen kon naast volstaan ook andere betekenis hebben, volstaen was eenduidig.
47 vinden [-~] niet tegenstaende [-het] ≤de≥ suijseling Misschien eerst het suijselen geïntendeerd, verworpen voor het substantief.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
51KI out Zuiverder tegenstelling met niew.
Transliteratie:
48 binnens zeer onduidelijke slotletters in hs.
Manuscr. aant.:
48 [-melden] <voorbrenghen> Betere woordkeus i.v.m. de vergelijking met een camera obscura die volgt.
een geslepen Gla[e+]<s>[-sken] ≤[-inden] bij sonneschijn≥ verthoont Waarom H. het diminutief vervormde tot het ongelede glas is mij niet duidelijk. In de zonneschijn was onjuist, de voorwerpen bevinden zich in de zonneschijn, het toestel vertoont ze bij zonneschijn.
49 [-'tghene] ≤de tijdingen die≥ Onmiddellijk aangebrachte verbetering die voor zichzelf spreekt: niet het vage hetgeen, maar de tijdingen.
50 Wegh ≤dan≥ Historieschrijuers Concluderend dan toegevoegd.
die ons ≤nu noch d'oude geschiedenissen≥ voor waerheden veilt, [-'Tgheen] die noijt suijuer en waren. Verscherping, direkt na het schrijven van 'Tgheen aangebracht.
51 te vreden ≤zijt≥ Omissie.
wat veroudt en [-wiss] ≤seker≥ dan... Beter contrast met volgend onseker.
52 'T[-gene] ≤geheim dat≥ mij [-van den Lands] vanden Prince... Verscherping) van vaag hetgeen door Het geheim dat. Geïntendeerd vanden Landsvorst (? werd eenvoudiger vanden Prince.
53 niet ≤[-met]≥ als ≤met nieuwe≥ tydinghen Toen H. schreef die malkanderen niet als voegde hij, eerst op verkeerde plaats, met (niewe) toe, dat vereist werd door het werkw. onderhouden dat hem na niet als in het hoofd kwam.
54 inde [-niew] <klapperij van> niewmaren... Eerst niew(maren) bedoeld, maar beter was toevoeging van klapperij, tijdverdrijf zoeken in die activiteit.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
55N dat (voor het) Duidelijker wijzend naar voorgaande.
57N ondersoecken Eenduidiger, vernemen kon naast informeren andere betekenis hebben.
geheele Netter, minder gewoon.
63N daerentegen na u toegevoegd om het contrast aan te zetten.
gelijck als Om de vergelijking sterker op de ogen te betrekken.
Manuscr. aant.:
55 staet het ≤droeuigh≥ De toevoeging spreekt voor zichzelf.
57 [-Ick sal] ≤Maer oock≥ Herhaling vermeden, tegenstellende verbinding met vorige gedachte bewerkstelligd. Geen identiteit, maar iets nieuws.
wat u [-deert] ≤quelt≥ Betere woordkeus: wat u deert kon ook betekenen: wat uw medelijden opwekt.
op mij laden [-en (?)] gelijck Overwogen nevenschikking (?) onmiddellijk ongedaan gemaakt.
58 Vind ick ≤dan≥ de oorsaeck Verbindend dan toegevoegd.
u een ≤vriendelicke≥ lesse Mitigerend.
59 de swaericheden ≤der vervolginghe≥ Verduidelijkende bepaling.
manlickhei[t+]<d>s Niet consequent doorgevoerde correctie.
60 ons ≤kleinmoedigh ende≥ der stammen onwaerdigh Zinvolle toevoeging.
62 [~+] <s>uchten.
63 van mij<n> ≤zijde≥ Duidelijker.
[-vreughd] ≤[-vrolickheit] vreughd≥ Terugkeer tot vreughd, toch het beste woord (dieper?)
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
65N wesen en hechten Minder juiste toevoeging daar soo reeds zowel het oprechte als het bestendige opving.
66 Ontbreekt in KI; KII heeft: Soodanigh sal ons onderhoud over Tafel wesen (deze aant. moet door H. opnieuw gemaakt zijn voor de druk van 1672 die teruggaat op die van 1658).
67N doch weggelaten Terecht achtte H. doch = immers, met zijn beroep op de lezer niet nodig.
Transliteratie:
64 verkortten, duidellk twee t's (N één t). Lijkt me vergissing.
Manuscr. aant.:
64 ons korte leuen [-soo seer?] ≤al te seer≥ Scherper.
welgesintheit [-lengen] <ende genoeghen lengen> genoeghen in overeenstemming met 63 toegevoegd, versterkend synoniem.
65 dat [-ick dat -~] ≤ghij en ick≥ dat genoeghen Er moest wederkerigheid zijn!
vinden sullen ≤en≥ sonder soecken Door nevenschikking (op zinsniveau) komt de bijw. bep. beter uit.
moeijte [d+] <m>oet doen om [s+] <h>et te soecken en is <'t> [-'tniet] ≤noch oprecht noch≥ bestendigh [-gelijck] ≤soo≥ het bij ons [-beklijven sal] <wesen sal.>
moeite moet doen beter dan moeite doet (geïntendeerd); eerst bedoeld se
was verkeerd pron. voor genoeghen; de toevoeging van oprecht maakte noch, noch gewenst; het gewonere soo i.p.v. gelijck; beklijven verworpen omdat in bestendigh reeds het duurzame zat.
67 vande [-Leckernije] ≤keurlicke spijsen≥ sien maken. Woordkeus: collectief Leckernije verscherpt tot keurlicke spijsen = verfijnde, met kieskeurigheid uitgezochte spijzen Ick ben [n+] <d>och ≤geen≥ lecker, onder[-soecker] ≤scheider≥ enz. H. had eerst een nevenschikking in het hoofd: noch... noch... maar zette die meteen om in één nw. deel. Daartoe werd n(och) tot doch, geen werd interlineair aangebracht, waarbij de komma achter lecker bleef staan. H. moet dus eerst een nevenschikking van subst. lecker = lekkerbek en ondersoecker enz. verbeterd tot onderscheider (van gerechten) bedoeld hebben, òf een nevenschikking van adj. lecker en een ander adj.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
80KI Bataviers Misschien als gewonere vorm door de zetter aangebracht.
80N verbintenissen Waarom H. hier een meerv. maakte is mij onduidelijk.
Manuscr. aant.:
68 'tgevogelte ≤jae sijn meeste namen≥. Versterkend (vgl. ook het gedicht).
69 <Oock> In die onkennis is mijn vermaeck [-~] <ruijmer.> Oock legt verband: Zelfs is enz.
70 [-'Tgeldt mij gelijck oft ick maes-sluijs] <Scheuelingsche...> H. zette de zin om en kwam er zo beter uit.
71 [-gehanteert] <bewandelt> Puristisch.
74 werck [-van] oft onderscheidt enz. Nevenschikking van onderscheidt maakte opschuiving van het voorz. nodig.
75 Bekommert u ≤dan≥ met... dan logisch verbindend met vorige aant. [-Met een] ≤Ick ben≥ te vreden met [-m] gesond [t+] <e> ende middelmatigh <e> [-voedsel] schotelen. H. wilde eerst met de bepaling Met een... openen, maar verkoos de rechte woordorde Ick ben enz. Eerst geïntendeerd m(iddelmatigh) geschrapt, omdat hij gesondt wilde toevoegen. Tenslotte werd voedsel door schotelen vervangen, wat weer de toevoeging van e bij middelmatigh en de omzetting van de slot-t van gesondt in e nodig maakte.
76 Is 't [-nood] somtijds noodigh Meteen geschrapt, omdat hij somtijds wilde laten voorafgaan.
soo lang [-buijten] het dagelixe te buijten gaen Niet slechts afwijken van het dagelijkse, maar dit overtreffen in kwantiteit en kwaliteit.
78 [I+] <S>elfs Vermoedelijk Iae verworpen, dat hem in deze context in de betekenis zelfs minder geschikt leek.
80 ende ≤sich≥endtelick...sich in verband met achteraf gekozen hielden. genoemt zyn [-geweest] ≤gesien≥ Treffender: men zág de opschriften op oude stenen.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
86N oorbaer Willekeurige wisseling van de vormen oorbaer en oorboor.
88N eighen verviel. Het was ook overbodig!
Manuscr. aant.:
81 onser ≤tegenwoordighe≥ vrijheidt. De toevoeging spreekt voor zichzelf.
bij ≤vrundlicke≥ maeltyden De toevoeging spreekt voor zickzelf.
82 ende ≤meer als gebruyckelicke≥ Gastmalen Verduidelijkend, niet de gewone.
83 Soo [-~] treckt...
84 <De Gasterije segge ick, kan dienen> 'Tzij... De voorvoeging was nodig.
85 h]et+] <aer> gebruijck [-daer] schouwen... H. verkortte het gebruijck daer van tot haer gebruijck.
86 Bier [-drincken] ≤gebruijcken≥ Betere woordkeus in deze context, meer gematigdheid aangevend (altoos Bier drincken kon een verkeerde indruk wekken!).
87 <Want> Enden... Logisch verbindend met vorige aant.
90 <En> Waerom... Verbindend met vorige aant.
den [-snellen] vluchtigen... Beter woord.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
96N Maer (de mijne enz.) Tegenstelling met voorgaande expliciet gemaakt.
97N op ons selven sien Drukt duidelijker de geestelijke zelfbeschouwing uit.
100N Coetse Puristisch.
Manuscr. aant.:
96 <Mijnenthaluen> De mijne Tegenstelling met de meerderheid van de mensen, in vorige aant. geschetst, verscherpt.
dat ick [-elders] ≤mij≥ die van andere enz. Overgang op andere uitdrukking: Eerst: dat ick elders niet behoef te soecken of iets dergelijks enz. Zó kon het korter en scherper.
97 op s[ij+]<i>ch seluen Eerst bedoeld sijn seluen afgekeurd. Dit wijst erop dat het veelgebruikte sijn selven (als minder netjes?) gaat wijken voor sich selven.
met [-~] quaed weder.
98 [-was] ≤is wel≥ in sich seluen [-goed ende] ≤niet quaed maer≥ wel bedacht: <ende eer hebbe de hand.> H. maakt er een algemeen geldige uitspraak van door verandering van tempus, en leidt de tegenstelling met de volgende aant. in door toevoeging van wel, verandering van goed in niet quaed (maer) en toevoeging van ende eer hebbe de hand.
99 Maer [-wij] <ghij ende ick> Vasthouden van het zich richten tot Sterre. Het hele gedicht is (eenzijdig) gesprek met Sterre; wij was te algemeen. sullen [-se] <hem> Nl. den vond, niet de Carosse.
tot verlengh [-van tyd, ende] ≤ende≥ <niet...> Beter des tijds achteraan, dan was pronominale herhaling door daervan of iets dergelijks niet nodig.
100 <-Ist dat?> ≤Ende≥ Als wij ≤soo≥ tsamen in [-de] ≤onse≥ Coetse ≤sullen≥ rijden.
Ende verbindt met vorige aant., evenals soo; sullen toegevoegd parallel met sal in vervolg van de zin.
sal ick den ≤sterren≥ wagen Verduidelijkend.
101 Daer sal ick ≤mijn hoogste begeeren.≥ V. en d'eenicheit besitten, [-mijn hoochste begeeren].
Omkering van eerste lid en appositie vond H. passender. Hij wil primair zeggen dat zijn hoogste verlangen dan vervuld is en dit is: u en het alleen zijn (predikaat, in appositie-vorm).
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
102N voorleden Scherper tegenstellend met toekomende.
alsoo Versterkend al.
104N vrouw Iacoba van Beijerens plantagie Explicieter, duidelijker.
105N zee-duijnen tegenover andere duinen (zandheuvels).
106N dweepe (menschen) Puristisch?
die middelmatigh getempert zijn Duidelijker?
Transliteratie:
106 vermaeckt, de -t is een verschrijving.
Manuscr. aant.:
102 en soo den ≤snellen≥ tyd [-verlenghen] <stuyten en verlengen.>
snellen is zinvolle toevoeging in context, evenals stuyten: de tijd niet alleen verlengen maar ook tegenhouden! (zie het gedicht).
104 Oock vrouw [-~] Iacobas.
105 de ≤geswollen≥ duijnen Passend bij memmen.
106 dat ick [-in] mijn vermaeck (andere constructie meteen verworpen);
wandelen, [-gelij] en soo alleen als Adam... De vergelijking nog even uitgesteld door en soo alleen = en even alleen;
eer ≤hem≥ Eua... Corresponderend met bijgeschapen, voor hem; bijgeschapen was, een [-vreught] ≤vermaeck≥ datmen [-niet en] ≤wel≥ behoort... vreught minder passend, voor dit genoegen; eerst vermoedelijk: datmen niet en behoort te verbieden als aen uytsinnighe enz. Maar daarna kwam de tegenstelling: maer niet enz. wat herhaling van niet zou hebben opgeleverd.
uytsinnighe [-menschen] door... oft aen melancholique ≤menschen≥... Beter menschen achter het tweede lid van de nevenschikking.
Het nummer 107 werd door H. in N verkeerdelijk geplaatst voor vs 1105, i.p..v voor vs 1106. 1658 en 1672 namen de vergissing over.
107 Soo sal ick ≤mij≥ [-oft] te voet... Een keer oft was genoeg, tweemaal te nadrukkelijk; mij werd vereist door het gekozen vermeyden.
oft, [-op een Peerd] <geseten...> Beter was Peerd gezien zijn vele voorbepalingen naar achter te plaatsen.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
108N Somwijlen Minder gewoon, netter.
onendighen Misschien omdat oneindig vooral voor God en het goddelijke gebruikt werd. Vgl. WNT oneindig 1562.
110N geworden De normale vorm; gewerden was m.i. een verschrijving.
korte vergroot-brillen Om de oude microscoop van andere (lange) kijkers te onderscheiden.
Transliteratie:
113 vanden oeuer op grond van mann. genus.
Manuscr. aant.:
108 tot inden [-hoogsten Hemel] ≤hooghen≥ <onendtelicken enz.> Meer epitheta bij Hemel maakten de correctie nodig.
109 mijn [-gedachten] ≤gepeinsen≥ Het betere woord!
daer alle swaer[-~] ≤naer [-af] getrocken werdt≥ af overbodig.
110 [-Trede ick door Bloemkens] Hieronder: Uyt Bloemkens, muggen enz. Gezien de objekten die H. hier op het oog heeft, was Treden onmogelijk.
111 niet [-ongeroert?] ≤onbesien≥ Betere woordkeus.
als een ≤grof≥ gesteente is Tekenend adj. toegevoegd.
dan [-'tghe] <deghene> Onmiddellijke verbetering tot meerv.: de edelstenen bedoeld, tegenover het grof gesteente (= grove edelsteen) die de zandkorrel onder het vergrootglas wordt.
113 Siet [-~] ≤des [-'s?] nachts≥ De toevoeging spreekt voor zichzelf.
door [-de (r?) Planeten ende ~] ≤de Planeet-hemelen≥.
een soete [-geluyd oft] ouereenstemminghe In ouereenstemminghe reeds harmonisch geluid uitgedrukt.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
115N gebrekigh Zie de transliteratie-aant.
116N Glasen; Brillglasen verwarrend, kan op brillen slaan, terwijl de microscoop bedoeld werd.
117N bij onse ooghen Variërend op met handen, dat volgt.
118N Het ghene tot noch toe; toe was abusievelijk in K doorgehaald.
noemen Variërend op juist gebruikt gehouden.
KI en veel weggelaten.
Transliteratie:
115 gebreckigh c onduidelijk, mogelijk gebrekigh als N.
Manuscr. aant.:
114 mogelick ≤gebeurt het≥ door enz. Omdat nog een bepaling (door de groote verrheit) volgde was de toevoeging gebeurt het gewenst.
soo [-hoogh] <naer bij> enz. Contrasterend met verrheit.
[v+] <d>er Onmiddellijke verandering van v(an) (de) in korter der.
115 aen [-mijn] ≤een≥ Beter algemeen een, dan persoonlijk (maar generaliserend bedoeld!) mijn.
116 [-~] Hieronder nieuwe inzet Emmers door enz.
117 onderscheidende ≤alles≥ met enz. Objekt, onbepaald alles, interlineair toegevoegd.
als oft ≤het≥ een niew [-vijfde] ondeckt enz. Subjekt het moest toegevoegd; vijfde kon alleen gehandhaafd blijven bij nevenschikking van niew en vijfde. H. vermeed de moeilijkheid. Vgl. de tekst van Dagh-werck, 1195 Voor een vijfde vierendeel.
118 tot noch [-toe klein en gering] ≤voor klein en weinigh≥ is aengesien Andere constructie in verband met gekozen verbum aengesien; toe verkeerdelijk mee doorgehaald. C herstelt het.
soo groot ≤en veel≥ Contrasterend met klein en weinigh.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
120N met sulcke Brillen In overeenstemming met meerv. brillen in 110, 111, glasen 116.
ruijmte in vinden wel voor enz. verplaatsing van wel, niet op 1000 te betrekken.
122N insicht ende bedencken Conform 121.
123N als de Prophete seght Plechtiger dan het simpele Dauid.
als een Bruijdegom Ps 19 sprak slechts van een bruidegom.
volcken Welke betekenisnuance maakte volckeren minder geschikt?
Manuscr. aant.:
119 sple [e+]<t>?e.
die ≤sich≥ als enz. verthoont eiste sich.
[p+]<o>nmatighe poort Vermoedelijk eerst poort begonnen, maar er moest nog een adj. voor.
120 souder [-plaets] ≤ruijmte≥ Beter woord.
voor ≤wel≥ 1000. mijlen Krachtiger expressie.
121 daer [-alle(s)] ≤het minste≥ Correctie spreekt voor zichzelf.
altoos [-in] noch [-minder] deelbaer is in minder. noch losgemaakt van minder, waarbij het logisch overbodig was, en zinsdeel geworden; het voortgaande proces van altijd in minder delen werd zo uitgedrukt.
[~+] <M>ijn' aendacht voert]-~] het enz.
122 Beuinde ick ≤endtelick≥ dat enz. Zinvolle toevoeging, het duurt lang eer het hem verveelt!
dat diepe [-bedencken] ≤insicht≥ Het betere woord.
[-soo dael] ick ≤dael≥ enz. Korter, krachtiger zonder het hervattende soo en dus zonder inversie.
123 Camer [-kamer] Vergissing.
ende ick leere [-Gods eere melden] uijt het enz. Het object uitgebreid en naar achter; verbreijden sterker dan melden.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
124N haren schepper Vergissing van K hersteld, het pronomen sloeg terug op vogelen.
127N van Geld, van eergiericheid, van wraeck Terugkeer na veel aarzelen tot de eerste versie van K. Zie de manuscr. aant.; van- ten aanzien van, kon na bekommeringen bij alle drie substantieven worden gebruikt!
128N leijt Nettere vorm voor light, dan leght.
alle Emphatische vorm.
129N Ende aan het begin weggelaten: er was ook geen verband met het vorige, maar een nieuwe opmerking.
Manuscr. aant.:
126 van haer [- hoed] <menigherhande> enz. Begonnen hoedanighe verworpen voor sterker menigherhande.
127 door henen, [-noch?] besigh enz.
bekommeringhen, [-van] ≤[-ouer?] om≥ Zoeken naar juiste voorz.: van afgekeurd; ouer(?) ook, drukt misschien meer bezorgdheid in gunstige zin uit. Onduidelijk.
geld, om [-geld] <eergiericheit> Vergissing.
≤om≥ wraeck Polysyndetisch, nadruk.
128 [-Terwij] <Ondertuschen> Scherper adv. bep. = inmiddels, onderwijl. onder der [-Boeren] <Landluyden> Duidelijker naar buiten, naar de natuur verwijzend.
altoos [w?+] <y> et.
129 [-Soo] ≤<Ende> Ist dat≥ mij ≤oock≥ in die eenighe enz.
Ende, interlineair voorgevoegd, verbindend met vorige aant. Ist dat misschien wegens vervolg van de zin met soo dat ick enz. dus om herhaling van soo te vermijden; oock modale bep. = misschien, toegevoegd.
in sijn ≤gesochte≥ eenigheit Niet iedere eenzaamheid, maar deze, die men zoekt.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
130N ende als bekuijpen De beeldspraak verknoopen sloot zich onmiddellijk aan bij het voorafgegane vergaderen, bekuijpen was een sprong in de beeldspraak, die opzettelijke aankondiging door als = als het ware, gewenst maakte.
131N oft oock enz. Niet alleen ghij, maar ook de nakomelingen.
133N ten uijterste vervallen. Onduidelijk.
136KI tweederhande
Transliteratie:
135 tweederhands duidelijk met -s. N neemt dit over, KI (1658) en KII tweederhande.
Manuscr. aant.:
131 eenigh <en> [-behaghen] ≤smaeck≥ Minder sterk, bescheiden. Het andere genus maakte toevoeging van -en nodig.
dat ick ≤getracht hebbe≥ ijet ongemeens [-getracht hebbe] voort te brengen. H. vond de orde zo beter met achterplaatsing van het hele objekt yet...te brenghen bij getracht hebbe.
133 [-stelle] ≤tell≥ ick ≤van onderen op≥ Passend verbum telle, en verduidelijking van ‘richting’ der treden.
spreken, [-Rijmen] <seggen, Rijmen> enz. Vergissing.
onderscheiden [t+] <en> [-het] de gemeene dichters enz.
Eerst bedoeld: onderscheidt het gemeene dichten niet; maar het vervolg van de zin maakte nodig dat de gemeene dichters subjekt werden.
als zij[-~]≤ijet≥ gedicht hebben dat [-het] pas enz.
magh ≤uyt≥ gaen Onduidelijk.
136 sommighe [-slechte] ≤quade≥ Rijmers enz. slechte kon eenvoudige, gewone betekenen, was dus te slap.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
137N schreve De volle conjunctiefvorm om de hypothetische modaliteit duidelijk aan te geven.
Manuscr. aant.:
137 D'ee [ne+] <rste> pronckt met enz. Tweederhande scherper onderscheiden in D'eerste en De tweede (140).
138 <Ende> Wie enz. Verbindend met vorige aant.
de pijne van [-met moeyte] door enz. Overbodig, bovendien herhaling vermeden (zie verdere zin).
der moeyte [-niet] ≤on≥waerdigh [-en sal] wesen <sal?> Korter. Maar waarom de andere orde: wesen sal? (‘groen’).
139 Moet ick ≤een Gedicht met≥ arbeid [-en] <lesen> daer ick mij [-lieuer] ≤in≥ soeck te verheugen?
Eerst: Moet ik werken terwijl ik mij liever wil verheugen? Dit werd door de correctie toegespitst op dit geval van: een gedicht met moeite lezen. Het klonk ook als een uiting van luiheid!
140 daer teghen ≤komt heel≥ effen enz. Omissie.
[-en] werdt hem mijn smaeck [-niet] <nauwlix> gewaer. Minder sterk, H. proeft nog wel iets.
142 <Maer> ≤ghij Sterre≥ [-Nu] sult [-ghij] mij ≤nu met reden≥ uyt enz. De gedachtewending scherper aangeduid door Maer, aanspreking, verschuiving van nu en toevoeging van met reden.
143 [-Maer] ≤Doch≥ Variërend; vgl. aanhef vorige aant.
ten minsten ≤in mijn plompicheit≥ Zinvolle toevoeging.
voor een' slijp-steen [-voor] ≤aen≥ Variatie!
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
144 Ontbreekt in KI; in KII: Een kreupel Doctor kan evenwel dienstigh wesen, ende de Vierbakens zijn stom en dienstigh (H. beschikte vermoedelijk niet over de oude drukkerskopij en maakte een nieuwe aantekening voor de druk van 1672).
145N ledighe Volle vorm, netter.
146N Sal mij H. achtte 't niet nodig, anders dan wij die het hier niet kunnen missen als onderwerp dat de zakelijke inhoud van de bijw. bijzin van veronderstelling representeert.
dat elck Toevoeging van voegw. dat, de objektszin bij Hoewel ick geloove inleidend. K. heeft een andere structuur nl.: de bijzin hoewel elck sal willen enz.; onderbroken door de modale bepaling ick geloove.
147N van Polla Naar ik vermoed variërend op door u.
Transliteratie:
147 werden onduidelijke e, toch m.i. e daar H. steeds inf. werden schrijft.
Manuscr. aant.:
144 [g+]<G>enesers Belangrijk subst., majuskel.
[d+] <h>et stiermanschap WNT geeft als genus: onz. (soms vr.); of heeft H. misschien eerst gedacht aan stierluiden?
146 sal 'tmij ≤daertegen≥ wesen Contrast met vorige verscherpt.
soo [-ghij] ≤v.≥ mijn werck bevalt Onmiddellijk andere constructie.
naer ≤-den≥ uwen lof Vergissing hersteld: H. overwoog ws. even zelfstandig den uwen, maar dat kon niet vanwege het aan lof tegengestelde berisping, dat volgen moest.
147 verholpen ≤sullen≥ werden Tegenstellend met wierden in het vervolg van de zin, toekomst tegenover verleden.
[~+] <w>ierden.
[-sal ick] ≤sullen mijn' wercken≥ het verroesten enz. De correctie spreekt voor zichzelf (bescheidener vooral).
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
151N zijnde inde Boecken Onduidelijk.
152N groot of kleine Lijkt mij een vergissing; K heeft regelmatig groot en klein evenals KI, KII.
154N die sich enz. Misschien kon die ick...spillen toch de gedachte wekken aan een zekere verspilling; sich ..spillen = heengaan met, sloot dit uit.
Transliteratie:
148 De punt achter belett is volstrekt duidellk.
153 vande als N.
Manuscr. aant.:
148 [-Maer] <Soo> [-het dan (?)] ≤mij nu≥ quaed, enz. H. kwam er met deze constructie beter uit; Maer, te vaak aan begin, werd meteen geschrapt. Vgl. aanhef van 146.
151 seggen [dat+] <wa>nneer ick daer ben Niet eerst het objekt: dat ick uyt ben maar de bijw. bep. Anders kon de bijw. bep. wanneer ick daer ben opgevat worden als bep. bij de obj. zin!
uyt ≤en verre van≥ alle andere enz. Zinvolle toevoeging.
152 sonder [-ijemand] ≤groot of klein≥ te verschoonen Zinvolle specificering, conform de tekst van het gedicht.
153 mijn volck die ≤mij≥ soo doende enz. Objekt moest ingelast.
154 den tijd die ick ≤meest≥ buijtenshuijs, ≤aen mijn beroep≥ [-meest all(?) spille] H. had zich eerst onvolledig uitgedrukt: aen mijn beroep moest worden toegevoegd, spillen werd geschrapt omdat het beter achter kon worden geplaatst. Zo kwam de tegenstelling tot stand: voor het grootste deel buitenshuis aan mijn beroep, de rest binnenshuis aan allerlei dingen.
-
-
[tekstkritische noot]
Transliteratie:
160 Puncipum Senatus prudentum, zoals N voluit heeft.
Manuscr. aant.:
157 dat[-men't] ≤het de <teere> leerlingen≥ sonder moeijte enz. Zo krasser uitgedrukt; de persoonsvorm moesttevens veranderd: k[an+] <on>nen begrijpen.
158 ende [-wie] <hoe> salmen enz. Voorkeur voor parallellie met het begin van de aant., dus hoe enz. (in het gedicht voortdurend Wie).
159 den ghenen die ≤haer≥ beter wetende, [-andere] misleiden. De andere zijn de onnoosele enz., dus haer.
160 beraede ick mij [-op] ≤uijt≥ allerhande enz. Het juiste voorz.: H. beraadt zich niet met hen op, maar raadpleegt hen om uit allerhande soorten van recht raad te winnen.
als daer zijn ≤Lex et≥ Princip. [-Edicta] ≤placita≥, Plebiscita, S. Consulta ≤et Magistratuum edicta≥ Responsa prud. [-et?] Consuetudo. [-~ municipale].
161 soo verscheiden [-gevoelen] ≤besluijt≥ Het juiste woord: de uytlegginghen leiden tot zó verschillende conclusies.
ende [d+] <m>et de meeste enz. Niet dat enz., maar hoofdzinconstructie, los van vorige bijzin.
kanment ≤veeltyds≥ wegh draghen Minder absoluut gezegd.
162 met [-sekere] ≤eenighe≥ der keiselicke ≤onredelicke≥ wetten In plaats van sekere dat vagelijk, ‘bepaalde’ wetten aanwijst, eenighe = welke dan ook, van die categorie van wetten.
onredelicke Passende voorbep.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
164N stelde H. vermijdt hier de vorm van het praet. sg. op -en voor klinker, ondanks zijn verdediging ervan tegenover Mostaert. Zie p. 55.
alle; sucht in deze betekenis is vrl. Vgl. Van Hoogstraten.
165KI vierschaere De gewonere vorm tegenover de gedissimileerde.
Manuscr. aant.:
163 dan ≤mij≥ door enz. Samentrekking was onmogelijk, mij ingelast.
164 <Oock> Soo [-men] ≤ijeder een≥ eerst ≤met≥ sijn eighen gemoed enz. Oock = Bovendien, voorgevoegd, verbindend met vorige gedachte. men vervangen door scherper ijeder een; met ingelast vanwege te raede ghingh (eerst aan trans. ww. gedacht).
waer haest [-uyt] <af> Een lang pleidooi kan haest uyt zijn: er komt gauw een einde aan; maar hier wordt bedoeld dat het met het lange pleiten spoedig gedaan zal zijn; daarom af (= afgelopen).
165 schier ons ≤aller≥ billixte recht ≤ten scherpsten≥ niet willen uijtvoeren. aller versterkt de uitdrukking, ten scherpsten matigt de ontkenning.
167 [-Oock], ≤Maer≥ [-mocht] ≤sal≥ ijemand seggen Maer paste ter inleiding van de tegenwerping; sal ‘positiever’ dan mocht = zou kunnen; met de [-wetenschap van] Rechtsgeleertheit Korter dan: wetenschap van (Rechte?). [-recht] in 'tbeste enz. Bij nader inzien overbodig geacht.
168 Antwoord: ≤sij sal mij strecken≥ om [-ons] ≤mij≥, den [-onsen] ≤mijnen≥ ende den verdruckten ≤ter nood≥ te helpen verdedighen, <soo>. De tussenvoeging aan het begin was nodig omdat de bepaling om enz. anders finaal zou zijn bij men breeckter ons het hooft mede (167). Verder antwoordt H. persoonlijk, zodat de eerste persoon enk. werd aangebracht; ter nood zinvolle beperkende bep.
De in het klad volgende aant. is door H. met deze verenigd. Daarvoor waren de volgende correcties nodig (naast toevoeging van soo)
[-Werd] ick [-oock] ≤oyt≥ [-verheuen] tot het Rechterampt verheven werde. [-dat Rechterampt dat soo gesocht werdt vanden ghenen]
Hoofdzinsorde werd bijzinsorde door toegevoegd verbindend soo in 168. Het slot verhuisde naar de volgende aant.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
169N u H. schrijft bijna nooit uw voor u (personale), uw was ws. een verschrijving in K.
174N treften Bij meerv. ghij?
175N light Netter voor leght.
Manuscr. aant.:
169 dat soo [-gesocht ende] begeert werdt Overbodig.
door [-den(?)ghenen] ≤alle soodanighe≥ die enz. Mensen van die aard, die in de bijzin wordt beschreven; Kwaliteit scherper uitgedrukt.
haeren...staet [-tot eenen] soecken te versitten tot eenen enz. De uitgebreide bep. van doel tot...voldoen beter naar achter, buiten de bijzinstang.
171 [E?+] <W>ant.
[-waer] ≤waerheit≥ spreken waer = waarheid kon niet achter wie kent worden herhaald, paste nog slechts in enkele uitdrukkingen als waer spreken, waer seggen.
172 O Heere [-God] ende alleen enz. Zinvolle uitbreiding van traditionele combinatie Heere God (aanspreking).
173 en ≤gelijck≥ als kussen H. achtte versterking van de waarde van als, nl. als het ware, door gelijck nodig. Waarom is mij niet duidelijk.
174 <Ende> O Rechters ≤meesters van ons Goed en Bloed≥ waer 't noch enz. Ende verbindend met vorige gedachte. meesters enz.: zinvolle nieuwe aanspreking (of appositie?).
de ≤gesochte≥ waerheid Zinvolle voorbep., niet de waarheid in het algemeen.
175 die ≤te rugge denckende≥ aen een [-gegeuen] vonnis ouer goed of Bloed [-gedenkende] ≤gegeuen≥.
Betere woordkeus; verder woordorde verbeterd (gegeven op juiste plaats) alnoch [-twijffelt] inde enz. leght en twijffelt duratief!
oft de [-moede?] beklaeghde [-maer] op een ≤onwaerachtighe ende maer≥ uytgepijnighde enz. Zo duidelijker.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
176N konnende te vreden houden Beviel hem beter, ritmisch.
183N vermaken ons met... eerst onjuist, er kwam geen tweede dusdanig vermaak.
Manuscr. aant.:
176 <Stout,> Swaer enz. Nog een epitheton voorgevoegd.
de ≤redelicke≥ mensche Zinvol: een mens die zijn verstand nog bij elkaar heeft!
177 Naer [-die] ≤dese≥ ernstighe enz. Verwijzing naar vlak ervoor genoemde. [-soo wel] ≤beter≥ als enz. Sterker, complimenteuser.
178 de [-Medicijns] <schrijuers in medicine> Correctie spreekt voor zichzelf, duidelijkheidshalve: niet de dokters, maar de boeken staan in de kast. Vgl. 157: de Kerkelicke schrijuers.
179 [-staet] <hebb icker enz.> Verwerping van de constructie staet (er weinighe enz.), die meermalen bij H. voorkomt?
180 in...woorden [-te] <werden beschreuen> Andere expressie (te boeck werden gestelt?) als te wijdlopig verworpen.
181 <Heden> [-Daer] en werdt <er> niet niews enz. Duidelijker tegenstellend; toevoeging van -er nu gewenst.
182 Maer, [-dunckt] ≤wij soo≥ het u goed ≤dunckt≥ [-wij] sullen enz. Door veranderde constructie meer nadruk op wij, hetgeen het doel was.
183 [-Soo sullen wij gans(?) het] ≤Ende vermaken ons [-~] het schepsel vant≥ menschelicke lichaem [-gaen] ≤te≥ ondersoecken enz.
Element van vermaak erin gebracht en van bouw van het menselijk lichaam. Inkorting door samentrekking met vorige zin.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
193N versterckt (?) KI versterckt
Manuscr. aant.:
187 daer [-sich] het enz. Eerst reflexief verbum overwogen (vgl. sich door Jaeght in het gedicht).
192 soo [-veel ~] ≤licht vervuijlt≥.
194 die mij ≤veeltijds≥ soo quellijck sonder ≤ander≥ oorsaeck maeckt. De correcties spreken voor zichzelf.
195 ende [-door de enghde vande ureteres] nederbrenghen doorde enghde vande waterganghen Betere woordschikking en purisme.
en Blaes, [-daer wij] <in dewelcke enz.> Duidelijker, atecedent waterganghen, niet Blaes.
barende[-steentjes als kinderen]≤[-als]gelijck steenen kindertjens≥; als [-de(?) steenen kinderen die bij] ≤die uyt de steenen groeyden die≥ Deucaleon ende Pijrrha [-~] naer den vloed [-steenen] over rugh wierpen enz.
Mogelijk aldus:
1 barende steentjens als kinderen; als de steenen kinderen die bij Deucaleon ende Pijrrha...
2 barende steentjens als kinderen; als Deucaleon ende Pijrrha naerden vloed over rugh enz.
3 barende [-als] ≤gelijck≥ steenen kindertjens; als die uyt de steenen groeyden die D. ende P. naerden vloed over rugh wierpen enz.
In de derde versie is de herhaling als kinderen, als de steenen kinderen vermeden; verder is de vergelijking zuiver gemaakt: steenen kindertjens vergeleken met die uyt de steenen groeyden enz. (= de kindertjens die enz.); gelijck diende om een nieuwe herhaling van als te voorkomen.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
200N mat voor uijt mat Onduidelijk.
203N derft veeltijds Matiging van de critiek.
Transliteratie:
202 t'ander tegen Huygens' gewoonte ('tander).
Manuscr. aant.:
199 <Ende endtelick> De kleine enz. Verbindend met vorige, het vorige besluitend.
200 de kleine wereld ≤geheeten≥
Columbus ≤omzeiler vande groote wereld≥ Zinvol aangebrachte appositie, contrast!
ten [-langsten] ≤breedsten≥ uijt mat. Betere woordkeus i.v.m. omzeilen.
201 Maer hoe [-veel on] ≤weinighe on≥ kundighe van dit maexel
≤-zijnder die de≥ [-deruen sich echter het(?) moeijte niet te] nemen
≤de moeijte≥ van het te doorsoecken.
Misschien zo:
1 Maar hoe veel onkundighe van dit maexel deruen sich echter het(?) moeijte niet te nemen van het te doorsoecken
2 Maar hoe weinighe onkundighe van dit maexel zijnder die...
3 Maer hoe weinighe onkundighe van dit maexel nemen de moeijte van het te doorsoecken.
Na veel proberen vond H. de eenvoudigste, helderste manier van zich uit te drukken.
202 Soo [-geeft men] <komt het datmen ons...geeft Duidelijker oorzaak aanduidend van het geven enz.
203 <Want> Die noyt enz. Verbindend want voorgevoegd.
mensch [-~] ≤en sagh≥ openen derft [-~] elck binnenlidt [-~] ≤met≥ een Briefken enz.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
206N de doctor Vgl. Inleiding, p. 56.
genoemt staet Correctie van staen, zie manuscr. aant.
thoonende Eenvoudiger, bij vertonen komt meer te pas.
vergadert nettere vorm.
213N uwe geheugenisse Puristisch.
oorsaeck, reden En was ten onrechte in K blijven staan.
Transliteratie:
206 staen H. vergat dit te verbeteren tot staet. Zie manuscr. aant.
Verkeerde nummering 213, 213 is behouden.
Manuscr. aant.:
204 [-Nu] ≤Oock en≥ kent enz. Beter verbindend; dit komt erbij.
oft bij [-het kruijdboeck] ≤sijn medicijnboek≥ oft enz. Inlassing.
205 <Ons aengaende wij> [-Nu] en zijn [-wij] van dat enz. Scherper tegenstelling aangevend (wij zijn geen artsen).
isser ons ≤en ijeder een≥ Correctie spreekt voor zichzelf.
206 all[-de simpelen die]≤het ghene dat≥ daer genoemt staen Verderop weer simpelen, daarom hier veranderd. H. vergat de persoonsvorm staen te corrigeren.
213 Eigenschap [-oorsp...k] oorspronck enz. Verschrijving van oorspronck doorgehaald. [g+] <G>ebruyck Prominent, hierop wordt doorgegaan!
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
213N KII herstelde het juiste nummer (214).
214 des Apothekers werck Voorkeur voor de genitiefbep. boven de samenstelling.
216N 'tkonstighe vermeng Fout van K hersteld.
Transliteratie:
214 Apothekers, mogelijk Apotheekers
216 'tvermeng H. vergat de t te schrappen. Zie manuscr. aant.
Manuscr. aant.:
213 ≤van allen≥ meest Verscherping.
215 ick salder u af ≤helpen ende≥ brengen <u> tot de [-~] ≤laden≥ enz. Eerste correctie spreekt voor zichzelf.
216 <Want> Men vindt enz. Verbindend.
ick vermaeck mij in ≤'tkonstighe≥ 'tvermeng van enz.
De toevoeging is duidelijk. H. vergat 't van 'tvermeng te schrappen. als oft [-er] mijn welvaert hing aen enz. er was onjuist: het voorz. voorwerp moest nog volgen.
aen ≤het≥ [-rechte] ≤scherpe≥ oordeel Beter adj.
daer <van> de Spaensche alleen ≤de konst≥ te rechte verstaen. Beter geacht dan: Daer de Sp. alleen te rechte de konst van verstaen.
218 diens [-ver] schimmel[-t] syn bloessem heet, Beter dan: diens, verschimmelt zijn sijn bloesem heet.
ende ≤hem≥ ten enz. Objekt moest ingevoegd.
ick ≤mij≥ wederom enz. mij kon beter voorop dan achteraan.
(mij schame te noemen).
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
219N 't trecken Idem.
220N nae bootsende Nae en naer wisselen willekeurig.
vande nutte uijt de onnutte Beter voorz. om de destillatie aan te duiden?
door het Werck-tuijgh Puristisch.
221N in het soete overhalen Puristisch.
222N Sterre weggelaten Zij was al inbegrepen in Ons.
223N Wiltse Onduidelijk. Heeft H. nog een ‘voorlopig obj.’ t ingelast?
Transliteratie:
219 'trecken schrijffout voor 't trecken.
vande conform onverkort vande in 220.
Manuscr. aant.:
219 uijt [-~] allerhande enz.
220 hebbe ≤mijnenthaluen≥ H. spreekt voor zichzelf.
het scheiden [-aller] ≤der nutte vande onnutte≥ stoffen. Preciezer.
bij de [-distillatie] ≤<instrumente van> Alchijmie≥ heeft geuonden. Het instrument moest worden genoemd, de uitvinding.
221 Ende [-Die] ≤wie dat≥ sich <dan> [-met de] ≤inde≥ soete enz.
Ende verbindend met vorige aant.; wie dat = al wie, generaliserend, voor die; met de niet bruikbaar door latere toevoeging met het scheiden enz.
≤met het scheiden der [-stoffen] dingen≥ niet tevreden en houden...
stoffen geëlimineerd, geen herhaling.
het vergaderen [-derselue(?)] van [-ongelijckbare] ≤onvergaderbare≥ stoffen Beter woord: ongelijkbaar = onverzoenbaar; onvergaderbaar drukte duidelijker het begrip: niet te verenigen, uit.
222 ons [-enthalue] ≤aengaende, Sterre≥ wij leuen... onsenthalue was niet combineerbaar met subj. wij.
224 ende ≤hem≥... God eerst meew., vw., daarna lijdend vw., daarom herhaald in hem.
meer ≤als genoegh≥ te [v+] <e>ischen Bij meer ontbrak een vergelijkingspunt, daarom als genoegh toegevoegd. Ws. eerst bedoeld vraghen, verworpen voor eischen. Onduidelijk.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten:
225N naer slaen Vgl. 220.
226N (veracht en werd,) vande arme gevrijdt, die enz. Tegenstellend met het voorgaande.
227N van Goud enz. een was in K verkeerdelijk blijven staan; zie manuscr. aant.
229N voorgemelde Korter?
'slichaems gebreken Minder volstrekt dan alle gebreken.
te genesen Door herhaling van te duidelijker de tweeheid voorkomen, genesen.
230N Laet ons Vgl. 222.
Transliteratie:
227 een Goud, vgl. de manuscr. aant.
Manuscr. aant.:
225 die maer ≤van≥ d!on [-wetende] ≤verstandighe≥ veracht [-en] ≤en werdt.≥ Omzetting in passief, waardoor meer nadruk op subjekt; onwetende minder juist: het ging niet om gebrek aan kennis, maar om tekort aan inzicht, verstand.
om het [-~] goede [-van 't] ≤uijt het≥ ongoede te [-scheiden] ≤siften≥ Betere woordkeus voor het proces van destillatie en het resultaat ervan. den siecken ≤in 'tinnemen≥ Zij walgen bij het innemen!
voegende; [-ick] Ick moest naar volgende aant.
227 niet [v+] <b>ij een gestadigh vier Eerst ws. voor bedoeld, beter voorz. bij. op hope van een [-konstigh] ≤[-gemaeckt]≥ Goud te maken Verwerping van de voorbep. konstigh gemaeckt (= kunstmatig gefabriceerd, niet natuurlijk); beter: goud maken. H. liet bij vergissing een staan, N. herstelt dit.
230 <Sterre,> Laet ons ≤haer≥ da[t+] <n> dat diere Goud... Aanspraak tot Sterre om het gesprek met haar weer uitdrukkelijk op te nemen; haer als antecedent van die...leggen ingelast; uit aanvankelijk dat concluderend dan vervormd, daarna dat.
-
-
[tekstkritische noot]
Varianten;
233N Politici Gewoner woord?
manieren ende regelen Uitbreiding van het objekt was gewenst.
240N Laet ons voor onse uijtspraeck (Deze onvoltooide aant., aansluitend bij het onvoltooide vs 1969, niet in K, KI, KII).
Transliteratie:
232 vande, vgl. 219.
237 vande krachtens volgend beste.
Manuscr. aant.:
231 ≤sal≥ soecke <n> Toekomstige tijd, parallel met de hoofdzin.
sal [-mijn] 'tbetrachten van mijn ≤volkomen≥ gesontheid wesen.
Correcter: mijn gezondheid haal ik niet uit de alchymie, maar wat die gezondheid bevordert.
wesen <.> [-naer ziel en lichaem] volkomen was reeds voldoende, ziel kon beter weg in dit verband!
232 ende haer [-e] [-geso] leuen te behouden Eerst: haere gesontheid te behouden, dan: haer leuen te behouden. Dit was reëler omschrijving van de taak van de medicus in die tijd.
239 en elck [-staet op] will [-geprezen zijn] sijns...gepresen hebben [-namentlick] als daer enz.
Met staet op kwam H. er niet goed uit; het obj. van will moest een verandering ondergaan conform de tekst van het gedicht; namentlick = te weten legde de verbinding niet goed, causaal als moest het zijn.
|