2 21 De wijngaard met pachters
In de proloog van Beminder der Const en Retorica wordt het onderwerp van het spel verteld en het publiek begroet. Dan volgt een bewerking van de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters (Mattheus 21:33-46). De Vader des Huijsgesins die een wijngaard heeft geplant, verhuurt deze aan Geestelic Schijn en Waerlic Regement, die aan alle huurvoorwaarden beloven te zullen voldoen. Maar zodra ze bezit genomen hebben van de wijngaard, blijkt dat ze niet van plan zijn zich ook nog maar iets aan de eigenaar te storen. Die Waerachtige Wijse, Oude Rechtvaerdicheijt, de Roepende Stem (Johannes de Doper) en de Soene, door de Vader successievelijk gezonden om de pachters tot de orde te roepen, worden door hen gedood. Daarop zendt de Vader als straf de Tijt en de Doot, die aan het leven van de pachters een einde maken. Er tussendoor horen we (vgl. 1 U 18) in korte scènes Sommich Mensch, die aan Schriftuerlic Instructie vertelt wat hij gezien heeft en (gedeeltelijke) uitleg van hem krijgt. Aan het slot wordt door Schriftuerlic Instructie nog een interpretatie van de gehele gelijkenis gegeven. De dialoog tussen de Tijt, de Doot, Geestelic Schijn en Waerlic Regement, die in het hs. volgt na het slot van het spel en na het liedeken, zal bedoeld zijn als ev. vervanging van een gedeelte van het spel. Het begin van deze dialoog sluit aan op de claus van de Vader des Huijsgesins op fol. 25, waarin hij het besluit neemt de Tijt en de Doot op de pachters af te sturen; waar het eind op aansluit is niet geheel duidelijk, misschien breekt de tekst hier af. Terwijl in het spel deze scène voor het grootste deel bestaat uit twee lange clausen van resp. de Tijt en de Doot, waarbij de Tijt o.a. een doodshoofd op de tafel van de feestvierende pachters plaatst, is in de toegevoegde dialoog het aantal clausen groter en de lengte ervan kleiner, terwijl de pachters tot aan het verschijnen van de Doot veel meer praatjes hebben dan in het spel.