1 V 4 De Noodinge der Wijsheidt
De Wijsheidt zendt haar maagden Vreese Godts en Liefde des Naesten uit om de mens te noden tot haar maaltijd; Voorsichticheidt waarschuwt ze vooraf voor de gevaren die ze zullen lopen. De sinnekens Eijgen Vernuft en Dwase Leer waarschuwen hunnerzijds koningin Wereldt, tot wie de uitnodiging komen zal, zodat deze met haar gevolg vertrekt naar het ‘hof van dolen’. Ze vangen Liefde des Naesten en Vreese Godts op, doen aanvankelijk geïnteresseerd maar trekken zich al gauw vol afkeer terug, wat een klacht van Vreese Godts uitlokt, overgaand in een ‘tusschenspraeck der maechden’ ter afsluiting van de eerste ‘handelinge’. Dwaling en 's Wereldts Bedroch kenschetsen in een dialoog hun leer. De sinnekens trekken ook op naar het ‘hof van dolen’ waar we nu in een ‘verthooninge’ Wereldt en de haren aan de maaltijd zien zitten. De Chooren schuiven herhaalde keren de gordijnen en zingen een toepasselijk lied. Wijsheidt doet nu zelf nog een poging om Wereldt over te halen naar haar maaltijd te komen, maar tevergeefs; tenminste, aan de uitnodiging wordt slechts gehoor gegeven door de Minste Menichte. Na nog een dialoog waarin Hoovaerdije en IJdelheidt zichzelf karakteriseren, zien we in een verthooning de maaltijd van Wijsheidt, en dan wordt het spel afgesloten door de Chooren, die het spel trouwens ook hebben geopend. Tussen het eerste optreden van de Chooren en dat van Wijsheidt is nog een scène met een personage Twijffel, op wiens vragen het spel een antwoord moet geven.