1 OI 20 Goodts Goetheijt
Goodts Goetheijt, als jager met twee honden op jacht, heeft tot zijn spijt het hert (= hart) niet kunnen vangen; Duivels Nijdicheijt, ook een jager, wel. Waar? Goodts Goetheijt doet tal van suggesties (bij Scewelingen off ontrent Den Haech etc.) maar raadt het niet. Pas nadat de namen zijn uitgewisseld en Goodts Goetheijt heeft verteld dat hij meest jaagt ‘int laege’, zegt Duivels Nijdicheijt dat hij de herten meest vangt ‘in inwendigen haet en svleijs lusten’. Na verklaring van de allegorische attributen en enig tegen elkaar opbieden wat toekomstige successen betreft, keren ze zich eensgezind tot het publiek, waarvan ze met een lange vermaning afscheid nemen.