1 M 9 De Vader des Huusghezins
Het spel begint met een scène-apart van de sinnekens Werelt en Vleesch waarin ze de modezucht hekelen en tenslotte de materie aankondigen die ‘men hier zal vertooghen’. De eigenlijke bewerking van de gelijkenis uit Lucas 14:15-24 is gevat tussen twee scènes van Menich Leeck Mensche met Scriftuerlicken Troost en sGheest Inspiratie. In de eerste, uitvoerigste van de twee legt Menich Leeck Mensche na een refereinmonoloog (stok: Te vergheefs wake ic, bewaert gij mijn niet, o Heere) zijn adviseurs verschillende vragen voor, waaronder tenslotte die of men wel een grote feestelijke maaltijd mag aanrichten. Het antwoord (ontleend aan Lucas 14:12-15) wordt naderhand geïllustreerd met de vertoning van de gelijkenis van de verontschuldigingen. Aan het slot van het spel krijgt Menich Leeck Mensche nog eens uitleg van verschillende onderdelen van de gelijkenis en wordt hem een hart onder de riem gestoken met het oog op de vervolgingen en verzoekingen waaraan ieder Christen blootstaat.
De dramatisering van de gelijkenis opent met een monoloog van de Vader des Huusghezins ‘die bereeden dede een groot avontmael’ en, na een onderbreking door een scène-apart van de sinnekens, opdracht geeft aan zijn ‘haraut’ tWoordt des Heeren om de gasten uit te nodigen.
Ertschelick Zin, Ghierich Herte en sVleeschs Apetijt, die tijdens het gesprek met de haraut door de sinnekens van achteren met allerlei opmerkingen worden bestookt, slaan de uitnodiging af. Na aller vertrek verheugen de sinnekens zich in een scène-apart over het slagen van hun beïnvloedingspogingen. Hier breekt de tekst af; maar veel kan er niet ontbreken, want na de lacune in het manuscript is de handeling nog niet verder gevorderd dan het gesprek waarin de haraut de Vader des Huusghezins verslag doet van zijn onsuccesvolle missie. De bode wordt opnieuw uitgezonden, nu om de armen en invaliden uit te nodigen. Deze, de Cruepelen, de Lammen, de Aermen, en de Blenden met zijn Knecht, worden geïntroduceerd met een liedje van zes zesregelige strofen, waarin zij oproepen tot het verrichten van de werken der barmhartigheid. De bode verschijnt en noodt hen, laat ze vervolgens binnen daar waar we de tafel al gedekt zien staan. De sinnekens, uitgedost met stelten en krukken hekelen in een scène-apart de gierigheid van de rijken én de praktijken van pseudo-invalide bedelaars. Omdat er nog plaats is, wordt de bode opnieuw uitgezonden. Goetwillich Voorstel, Menschelick Verstant en Inwendich Ghevoelen worden nu geïntroduceerd, die elkaar sterken in hun door vlees en wereld aangevochten geloof. De haraut nodigt ze uit, ja dwingt ze zelfs om naar binnen te gaan, zoals hem was opgedragen. De sinnekens verschijnen nu weer, ‘beede ipocritich ghecleedt elck met een pater noster in de handen’ om zich nl. toegang tot de feestelijke maaltijd te kunnen verschaffen - maar deuren en ramen blijken gesloten. Ze zijn er niet diep van onder de indruk: ‘quets wij zullen noch wercken alzoo wij plochten’. tWoordt des Heeren toont de Vader des Huusghezins hoe alle genodigden aan de tafel gezeten zijn, de Vader begroet hen en zij antwoorden elk met een vierregelige strofe.