1 G 5 De Vader die het volck sant
In de scène-apart van de sinnekens Opgheblasen Gheest en Murmuratie
waarmee het spel begint, wordt de spot gedreven met het feit dat iedereen zich tegenwoordig maar met het Evangelie bemoeit. Ze zullen ervoor zorgen dat ‘afjonstich gheest’ de overhand krijgt. Nu volgt in het eerste deel van het spel een dramatisering van de gelijkenis uit Mattheus 20:1-16. Successievelijk worden Afjonstich Gheest, Verwaent in Duechden en Ootmoedich Herte door de Vader in dienst genomen om in de wijngaard te werken. Van de eerste twee wordt de staat van dienst door de sinnekens in onderbrekende scènetjes belicht. Dan volgt de scène met de uitbetaling van de lonen door de Rentmeester en het protest van de twee die het eerst in dienst genomen zijn. De sinnekens spotten in een scène-apart met de wijze waarop Afjonstich Gheest en Verwaent in Duechden de kous op de kop kregen, nadat ze zichzelf overigens eerst invloed op het gedrag van deze twee hebben toegeschreven. Vervolgens steken ze meer in het algemeen de draak met de houding van hen die menen dat eigen verdienste aanspraak geeft op het rijk Gods.
Het tweede deel van het spel bestaat uit een uiteenzetting van Ghenadicheijt aan Ootmoedich Herte, Afjonstich Gheest en Verwaent in Duechden, waarbij weer wordt uitgegaan van de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard. Ghenadicheijt verdedigt het protestantse standpunt, de twee laatstgenoemden treden met hem in discussie en blijven tot het bittere einde bij hun verwerping van het ‘door genade alleen’, ook als Ghenadicheijt tenslotte aan de hand van een tooch de rijkdom van Gods genade in Christus demonstreert. Ondertussen horen we voortdurend commentaar van de sinnekens, die, vooral aangrijpend wat Afjonstich Gheest en Verwaent in Duechden in terzijdes onthullen over de achtergrond van hun beweringen, zich zeer ironisch uitlaten over dit farizeïsme, daarbij zelfs het oordeel van Mattheus over de Farizeeërs citerend.