1 D 10 Een Present van Godt Loondt
Tussen Godt Loondt (een fiel), Grammerchijs (een fransoijsken) en Besolos Manos (een spaengiart) ontstaat een gesprek waarin beurtelings een van de drie het mikpunt is van de spotternijen van de andere twee. Tenslotte vertellen ze elkaar wat voor present ze brengen: een casteel, een slot en een borcht (wat tot nieuwe grappen aanleiding geeft) en bieden het present aan de ‘heeren’ aan. Het wordt niet duidelijk wat ze nu precies overhandigen; het accent ligt geheel en al op de toelichting bij het aanbieden, waaruit blijkt dat God bedoeld wordt: ‘Hij is de borcht / tslot en casteel, eedel gheerden || Wildt sijn guedtheijdt aenveerden inder noodt.’