3 I 3 Den spieghel der rechtvoordering
d. Jacob Duym.
M 1r. | Den || Spieghel der || Rechtvoordering, || Ghenomen uyt || Valerio Maximo, ende || andere Schrijvers: ende in dicht gestelt in || de maniere van een Tragedie, dat is van heer- || lijcke menschen, wiens bedrijf int || beginsel blijde, doch opt || lest droevich is. || Door I. Dvym. || Die 't Recht naer Recht wil onderhouwen || Behoort van Saleuco te lesen, || Hij leert u ghelt en jonst te schouwen, || De Wetten te laten in haer wesen, || Die 't Recht wel dient is weirt ghepresen. || (typografisch ornament) || Reden verwint. I.D. |
M 1v. | (blanco). |
M 2r. | Een cort onderricht. |
M 2v. | De namen der gener die haer dit Spel zijn moeyende. (naast lijst). |
M 3r. | De voorreden, oft so ment plach te || noemen de Prologhe, inhoudende int || cort het verstant vande Tragredie (sic), in Regeldicht van || twaelf ende derthien Syllaben ghestelt. (volgt tekst). |
M 3v. | (begin van het spel). |
R 4v. | Eynde des Spieghels der Rechtvoordering. || (typografisch ornament). |
S 1rv. | (blanco). |
| personen: Oncuysschen Wil; Gebots Verachting; Saleucus den jonghen; Julia; Saleucus den ouden; Eersten, tweeden, derden, vierden, vijfsten, volgende Raden; Eenen Griffier; Den Mayer; Twee dienaers; Eenen verclicker; Een Voorspraeck; Het Ghemeynt; Den Scharprichter. |
| inhoud: 1 Poll blz. 26 e.v.; 2 Van Eemeren blz. 62 e.v. |
|
|