3 I 2 Den spieghel der liefden
d. Jacob Duym.
paralleltekst: 1 W 13.
G 2r. | Den || Spieghel der || Liefden, || Ghenomen so uyt Valerio Maximo, als || uyt andere Schrijvers, in dicht ghestelt op || de maniere van een Tragi-comedie, dat is van || heerlijcke menschen, wiens bedrijf int || beginne droevich, doch de uyt- || coemst blijde is. || Door I. Dvym. || Bewijst doch liefde tot aller stont || Aen u Ouders in dit aertsche dal, || Liefde is van deucht den rechten gront, || Hebt lief, maer uwen God boven al, || Die u liefd' uyt liefden loonen sal. || (typografisch ornament) || Reden verwint. I.D. |
G 2v. | (blanco). |
G 3r. | Een cort onderricht. |
G 3v. | De namen der gener die haer dit Spel zijn moeyende. (naast lijst). |
G 4rv. | De Poeet oft Dichtstelder seyt de || Voorreden, oft soment plach te heeten || de Prologhe, inhoudende 'tverstant vande gheheele || Tragi-comedie, ghestelt in overander dicht van derthien syllaben. |
H 1r. | Desen Spieghel der Liefden is ten eynde toe ghe- || maect in dicht, die de Fransoysen noemen Maskelines ende || Femenines, dat is van twaelf ende derthien syllaben, (volgt de tekst van het spel). |
L 3v. | Besluytreden gestelt in Refereyndicht || van derthien Syllaben. (volgt tekst). |
L 4r. | Eynde des Spieghels der Liefden. |
L 4v. | (blanco). |
| personen: Praetor; Miltiades; Cimon; De Borgemeester; Stadts Bode; Eersten Raedt; Tweeden Raedt; Andere Raden; Ghevangenis bewaerder; Drye Crijschlieden; Cimona; Poeet oft Dichtstelder p. |
| inhoud: 1 Poll blz. 40 e.v.; 2 Van Eemeren blz. 59 e.v. |