1 OA 6 De Wellustige Mensch
d. Jan van den Berghe.
paralleltekst: 1 U 16.
fol. 85v. | Item hier begint een spreeckende || prologe vant tspel genaempt || den Wellustigen Mensch (volgt tekst). |
fol. 87r. | Lanck 83 regulen / finis / volcht de cluijts prologe van Ronsefael (volgt tekst). |
fol. 87v. | finis lang 43 regelen. |
fol. 88r. | Item hier begint het spel van sinnen genaempt || den Wellustigen Mensch / en smenschen || crancheijt de parsonages sijn dese (volgt lijst) (volgt tekst). |
fol. 106r. | Finis is lanck in dicht 1304 regulen || Ende dit voorgaende spel heeft een spreeckende || prologe lanck 83 reguls ende noch een cleijn || prologen van een cluijt genaempt van een boor Ronsefael || ende is langkt 43 reguls is tsaemen lanck 1490 reguls || G T B. |
| personen: Wellustige Mensch; Gratie Goods; Quaet Gelove, Vleijschelijcke Sin; Eertsche Solaesheijt; Dagelijckse Predicatie; Begeerlijckheijt van Ogen; Ee(r)giericheijt; Luxurie; Overdaet; Der Werrelt Samblant; Corte Weelde; dOpperste Mogentheijt; Gramschap Goods; Den Dach van Tribulatie. |
| editie: 2 Kruyskamp blz. 95 e.v. |
| inhoud: 6b De Vooys blz. 170 e.v.; 2 Kruyskamp blz.XX e.v.; 1 Knuvelder I blz. 379 e.v. |